Normal_kind_rolstoel534

Docenten van het basis- en voortgezet onderwijs zeggen niet genoeg aandacht te kunnen geven aan de gewone leerlingen en de kinderen die extra zorg nodig hebben. Dat blijkt uit onderzoek van het AD en Duo Onderwijsonderzoek onder ruim 1600 leraren, directeuren en zorgbegeleiders. De leraren zijn somber over de toekomst van kinderen met een zorgbehoefte in het reguliere onderwijs. Dat meldt het AD.

De leraren zouden kritisch staan tegenover passend onderwijs. Leerlingen die extra zorg nodig hebben, komen sinds de komst van de Wet passend onderwijs steeds meer op reguliere scholen terecht. Bijna de helft van de docenten (47 procent) in het voortgezet onderwijs zegt in het onderzoek te weinig tijd te hebben om de zorgleerlingen goed te helpen. In het basisonderwijs is dit zelfs 84 procent.

Door de komst van passend onderwijs komen kinderen met onder meer autisme of gedragsproblemen vaker naar het reguliere onderwijs. Uit het onderzoek blijkt dat 70 procent van de leerkrachten vindt dat de 'gewone' leerlingen hier de dupe van zijn, omdat ze te weinig aandacht krijgen. Maar ook de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, zijn volgens de docenten slechter af.

De leerkrachten kaarten aan dat de klassen te groot zijn, dat zijzelf niet goed voorbereid zijn om de ondersteuning te geven die de leerlingen nodig hebben en dat leerlingen met een zorgbehoefte het zwaar hebben in een gewone klas. De zorgleerlingen vinden het onder meer moeilijk zich aan te passen aan de groep, zelfstandig te werken en het tempo van de leerstof bij te houden.

Het merendeel van de leerkrachten is dan ook niet blij met de invoering van passend onderwijs. Ze zien het veelal als een bezuiniging en vinden dat er te weinig geld is om de leerlingen goed te kunnen begeleiden. De directeuren zijn positiever, maar zien ook de noodzaak van kleinere klassen en meer handen in de klas.

© Nationale Onderwijsgids