Het kabinet maakt een bedrag oplopend tot maximaal € 1 miljard vrij voor investeringen in het hoger onderwijs. Dat staat in het wetsvoorstel voor het Studievoorschot waarmee de ministerraad heeft ingestemd op voorstel van minister Bussemaker van Onderwijs.
Met de afschaffing van de basisbeurs voor studenten die met ingang van het studiejaar 2015-2016 aan een bachelor- of masterstudie beginnen, verschuift een belangrijk deel van het budget van inkomensondersteuning van studenten naar kwaliteit van onderwijs. In totaal komt er een bedrag oplopend tot maximaal € 1 miljard vrij om te investeren in het hoger onderwijs.
Studerende kinderen van ouders die minder dan € 46.000 verdienen behouden de aanvullende beurs. Het bedrag van de aanvullende beurs gaat zelfs met € 100 per maand omhoog, naar € 365. Deze beurs wordt, net als nu, omgezet in een gift als de student binnen 10 jaar afstudeert. Studenten kunnen gebruik blijven maken van een lening. De voorwaarden hiervoor worden versoepeld. Door de afbetaling te spreiden over 35 jaar (in plaats van 15 jaar nu) gaat de maandelijkse aflossing omlaag, van maximaal 12% van het inkomen boven de aflosvrije voet nu naar maximaal 4% daarvan.
Voor mbo'ers boven de 18 jaar verandert er niets: zij behouden de basisbeurs. Mbo-studenten jonger dan 18 jaar krijgen een ov-kaart. Studenten die tussen 2015-2016 en 2018-2019 beginnen aan een bachelorstudie, en nog niet volop profiteren van de investeringen, krijgen vouchers ter waarde van € 2.000. Zij kunnen deze vouchers 5 tot 10 jaar na hun afstuderen inzetten voor bijscholing. Het collegegeldkrediet wordt uitgebreid tot groepen studenten boven de 30 jaar, in vol- én deeltijd en mbo-bol.
De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.
© Nationale Onderwijsgids