In 2012 werd landelijk een systeem ingevoerd om scholen die uitzonderlijk goed onderwijs verzorgen een extra waardering te geven in de vorm van een predicaat voor excellentie. Voor een termijn van drie jaar mochten de uitverkoren scholen een bordje naast de ingang hangen, waarop duidelijk zichtbaar was dat ze ‘excellent’ zouden zijn. Het idee hierachter leek destijds prijzenswaardig, namelijk dat andere, niet-excellente scholen iets konden opsteken van de uitverkoren scholen die wel een excellent profiel bleken te hebben én om Nederland als onderwijsland weer bij de top van de wereld te krijgen. Leren van elkaar werd vervolgens concurreren met elkaar. Want wie wil er nou niet dat zijn kind op de meest excellente school in de buurt onderwijs krijgt?
NOG
Het onderwijs is geen oliebollentest
-Wat veelal niet duidelijk was voor de buitenwereld, was de manier waarop een school het felbegeerde predicaat der excellentie kon bemachtigen. Voor velen leken de chocoladeletters op de websites van de gelauwerde scholen, de media-aandacht en het bordje naast de deur voldoende te zijn om een kind te plaatsen op een excellente school. En daar zat onder andere de crux. Want wat zegt zo’n predicaat over het totaalbeeld en de kwaliteit van het onderwijs op een desbetreffende school?
Het belangrijkste punt was in elk geval het feit dat een school, om überhaupt in aanmerking te komen voor een excellent-profiel, als ‘goed’ moest worden gekwalificeerd door de Onderwijsinspectie. Vervolgens konden scholen zich aanmelden wanneer ze een bijzondere en onderscheidende aanpak hanteerden of met vernieuwende projecten aan de slag waren. Veel extra energie, papierwerk, organisatie, gesprekken en beoordelingen door diverse beoordelingscommissies werden ingezet en gezien als investering voor het wel of niet ontvangen van een excellentie predicaat. Dit was voor een aantal scholen in het verleden al een reden om af te zien van deelname en weer over te gaan op waar ze de goede beoordeling van de Onderwijsinspectie voor hadden gekregen, namelijk het verzorgen van degelijk en deugdelijk onderwijs.
Er ontstond vervolgens een vorm van oneerlijke concurrentie door de invoering van de predicaten voor excellente scholen, doordat de politiek een perverse prikkel aan het onderwijs gaf, in plaats van een eerlijke(re) en algemene(re) aanpak om het dalende niveau van ons onderwijs aan te pakken. Paul van Meenen (D66) zag dit ook al een tijd gebeuren en vond dat het onderwijs op deze manier te veel een wedstrijd was geworden tussen scholen onderling. Op Twitter vergeleek hij het toekennen van de predicaten ‘goed’ en ‘excellent’ met een ‘oliebollentest’ en hij pleitte ervoor om weer volledig in te zetten op de basisvaardigheden, in de vorm van rekenen en taal. Van Meenen diende onlangs een motie in om de predicaten voor excellente scholen af te schaffen. Van de 150 leden in de Tweede Kamer stemden er 87 voor, waardoor de motie is aangenomen.
Hiermee lijkt er een einde te komen aan de excellentie die het onderwijsniveau naar een hoger plan zou moeten tillen en kan ook dit plan worden toegevoegd aan de reeks der recente mislukte initiatieven binnen het onderwijs. Eerder waren de rekentoets, de ideeënbus rondom het onderwijs voor de toekomst, het afschaffen van de studiebeurs en het invoeren van Passend Onderwijs actiepunten die bij voorbaat leken te mislukken en weinig constructief bleken te zijn om te werken aan het dalende niveau van ons onderwijs in het algemeen. Het is nu dan ook de hoogste tijd om in te zetten op de verlangde basisvaardigheden, het aanpakken van het lerarentekort, het bieden van gelijke kansen, alle onnodige ruis te elimineren en persoonlijke successen te vieren wanneer iets goed gaat. Wanneer elke school dat als streven heeft, zullen de basisvaardigheden verbeteren en kan ook het docentschap aantrekkelijker worden. Een goede basis om in de nabije toekomst met z’n allen ‘excellent’ onderwijs te mogen verzorgen.
Pascal Cuijpers
(Docent VO, publicist en auteur)