Paul Schnabel

Ieder kind krijgt vanaf groep 1 Engelse les krijgen en de klassieke indeling in vakken staat niet meer centraal. Het zijn zomaar twee punten die, als het aan Platform Onderwijs2032 ligt, binnen afzienbare tijd werkelijkheid worden. De platformleden presenteerden begin oktober hun advies over de toekomst van het onderwijs, met als doel de discussie over de plannen los te laten barsten. Pas later zal het definitieve advies aan de overheid worden overhandigd. Nu de eerste kruitdampen zijn opgetrokken, spreekt de Nationale Onderwijsgids verder met voorzitter Paul Schnabel over de inhoud van het voorstel.

In november 2014 lanceerde staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs een nationale brainstorm over het basisonderwijs en voortgezet onderwijs van de toekomst. Vele mensen roerden zich in de discussie, getuige de bijna 12.000 tweets die Nederlanders over dit onderwerp verzonden. Ook ingezonden stukken, artikelen op het internet en in de krant, bijdragen op Facebook en brainstormsessies op scholen maakten deel uit van de discussie. Het Platform Onderwijs2032 analyseerde alle bijdragen en heeft de hoofdlijnen van zijn voorlopige advies gebaseerd op het maatschappelijke dialoog over het onderwijs van de toekomst. Betrokkenen hebben nu de tijd om te schieten op de raadgeving. Aan het begin van het nieuwe jaar willen de platformleden het definitieve advies aan Dekker overhandigen.

“Wij stellen geen dingen voor die van vandaag op morgen geregeld moeten zijn”, zegt de 67-jarige Schnabel. De platformleden denken aan een geleidelijke mentaliteitsverandering, bijvoorbeeld als het gaat om Engelse les voor alle kinderen vanaf groep 1. In de media werd dat voorstel breed uitgemeten. Er moet vroeg begonnen worden met Engels, want, zo redeneert de voorzitter, kinderen leren op jonge leeftijd erg makkelijk een taal. “Daar moet echt serieus werk van gemaakt worden. We zien dat het op dat gebied fout gaat, want veel scholen besteden weinig tijd aan Engels en bij andere scholen starten ze al in groep 1. Iedere onderwijsinstelling doet het weer anders en op een ander moment. Het voortgezet onderwijs heeft daar niks aan en die beginnen daarom weer opnieuw. Dat is tijdverspilling. Nederland is een land met veel export en internationale contacten. Willen Nederlanders deel uitmaken van de grote wereld, dan hoort Engels daar bij. Binnen het platform waren we van mening dat het belangrijk is om dat te benoemen.”

Aardrijkskunde verleden tijd?
Het is een standpunt waar de samenleving gemengd op reageerde. Meer dan duizend scholen geven aan al bezig te zijn met Engelse les voor kleuters, terwijl uit een enquête van het Algemeen Dagblad blijkt dat driekwart van de ouders vindt dat Engels pas na groep 1 en 2 moet worden onderwezen. Ook het voorstel van het platform om klassieke indeling in vakken niet meer centraal te zetten doet de discussie losbarsten. Het voorstel houdt in dat bijvoorbeeld Aardrijkskunde, Biologie en Natuurkunde als op zichzelf staande vakken anders worden ingevuld. Het platform vindt dat maatschappelijke thema’s en de ontwikkeling en de vragen van de leerlingen het vertrekpunt moeten vormen, al zullen sommige onderdelen (ook) apart aangeboden moeten worden. Het startpunt daarbij zijn de drie domeinen aan essentiële kennis – natuur & technologie, mens & maatschappij en taal & cultuur – die zullen bestaan uit interdisciplinaire thema’s die over de grenzen van de bestaande vakken heen gaan. Deze thema’s zijn volgens het platform herkenbaar voor leerlingen, wat hun betrokkenheid en motivatie vergroot. De kinderen moeten op deze gebieden een stevige basiskennis meekrijgen en vaardigheden ontwikkelen.

“Het ligt uiteraard heel gevoelig omdat mensen hun vak niet kwijt willen”, stelt Schnabel vast. “Ons advies betekent natuurlijk niet dat het vak ophoudt te bestaan, maar je kunt je afvragen of het nuttig is om het allemaal als aparte vakken te organiseren. We hebben drie domeinen genoemd en daar zit veel ruimte in. Hoe je dat precies moet vormgeven, moet blijken en is ook aan de school. Ik haal graag het voorbeeld van de Bosatlas aan. Toen ik een leerling was, bestond er nog maar één Bosatlas met kaarten van landen: de meest klassieke en simpele vorm van Aardrijkskunde. Nu zijn er heel veel varianten van de Bosatlas waarin een thema centraal staat: één voor cultuur, één voor klimaat, enzovoort. Andere vakken kunnen daarin dan geïntegreerd worden. Dat is heel inspirerend. Ons voorstel is om onderwerpen dichter bij de leerlingen te brengen door dingen sterker met elkaar in verband te brengen.”

Centrale rol voor de docent
In het onderwijs van de toekomst zal de docent als het aan het platform ligt een meer centrale rol krijgen. De leraar is niet meer slaaf van het boekje, maar zal zijn eigen lijn moeten vinden. “In de gesprekken met docenten kwam naar voren dat ze te veel uitvoerder zijn van de lesmethode die een uitgever voorschrijft. Het is behoorlijk geprogrammeerd. Docenten hebben meer de behoefte om het zelf te doen. Dat houdt niet in dat het allemaal pretpakketten moeten zijn. Docenten zijn toch degenen die het verschil moeten maken. Daar moet je ook de ruimte voor willen geven.” Het onderwijspersoneel zal bij het lezen van de plannen vrezen voor een gebrek aan tijd. Hoe moet dit allemaal binnen de beschikbare tijd ingevuld worden? “Een klassiek probleem, iets van alle tijden”, ziet de zestiger. “Het is heel belangrijk om een paar kernpunten te hebben en dan is er een gebied waar keuzes gemaakt moeten worden. Een beetje Frans doen, is niet zinvol. Je gaat dan de taal nooit echt goed leren en nooit een boek lezen. Als je het doet, doe het dan goed.”

Het hedendaagse onderwijs is gebaseerd op kennisoverdracht. Het platform is van mening dat er meer aandacht moet zijn voor persoonsvorming en maatschappelijke ontwikkeling. Staatssecretaris Dekker heeft aangegeven dat hij, na tien jaar waarin veel aandacht is besteed aan taal en rekenen, een betere balans wil tussen kennisoverdracht en persoonsvorming. Hoe gaat het onderwijs aan die wens gestalte geven? “Dat is altijd lastig, omdat je daar geen lesprogramma van kan maken. Op dat gebied gaat heel sterk de eigen stijl een rol spelen. Ook werkgevers vinden het belangrijk dat leerlingen leren om een goed persoon te worden. Zij zeggen steeds vaker dat ze mensen willen hebben die in een team kunnen werken en met klanten om kunnen gaan.”

In dat kader is het ook de bedoeling dat burgerschap een meer vooraanstaande rol krijgt. Volgens Schnabel weten andere kinderen in Europa beter hoe de rechtsstaat werkt. Scholen kunnen stimuleren dat vrijwilligerswerk hoort bij het burgerschap, vindt de voorzitter. Het is voor de samenleving nodig dat kinderen kennis krijgen van het algemeen belang. In het Nederlandse onderwijs komt dat vrij laat aan bod. Het platform pleit er daarom voor om burgerschap wat vroeger en op een meer natuurlijke manier te onderwijzen.

Digitalisering
Wie denkt aan het onderwijs van de toekomst, kan er niet om heen dat de digitale wereld een dominante rol gaat spelen. Naast taal-, reken-, maatschappelijke- en sociale vaardigheden noemt het platform de digitale vaardigheden als één van de basisbeginselen van het toekomstige onderwijs. In een wereld waarin de technologie steeds belangrijker is, hebben grote tech-bedrijven in Nederland daarom de 'CodePact' ondertekend; een samenwerkingsverband tussen publieke en private partijen waarin honderdduizenden kinderen onderwezen worden in programmeren. In Engeland, Griekenland en Letland is programmeren al een verplicht onderdeel van het curriculum. “Wij gaan niet zeggen dat programmeren en verplicht onderdeel moet zijn: dat is aan de scholen. Over dit onderwerp hebben we felle discussies gehad met mensen in het veld. De meningen zijn sterk verdeeld. Voorstanders zeggen dat kinderen moeten leren programmeren, omdat ze dan beter leren logisch te denken. Wij geven aan dat het onderwijs er rekening mee moet houden dat de digitalisering niet iets tijdelijks is. Kinderen moeten mediawijsheid ontwikkelen en beseffen dat ze niet alles op internet kunnen zetten. Wat is goede en wat is slechte informatie? Bovendien moeten ze leren hoe ze technologische middelen kunnen inzetten voor het oplossen van vraagstukken.”

Kortom, het platform stelt een aantal rigoureuze veranderingen voor, maar geeft de scholen daarnaast veel vrijheid om zelf invulling te geven aan het onderwijs van 2032. Het platform zal de reacties meenemen in het definitieve advies dat in 2016 wordt aangeboden aan Dekker. De bewindsman heeft her en der al enthousiast gereageerd op het advies. Richting de definitieve versie zal de commissie bijeen komen en de reacties bespreken. De grote lijnen zullen echter hetzelfde blijven. “We zullen bepaalde zaken nog wat verder gaan verduidelijken, maar verder hebben we niet het gevoel dat we ergens op een heel fout spoor zitten”, aldus Schnabel.

© Nationale Onderwijsgids