‘Als alle peuters minstens twee dagdelen per week een voorschoolse voorziening bezoeken, dan starten kinderen met gelijke kansen op de basisschool’ aldus de VNG in een brief aan de ministers Asscher en Dekker. Het VNG-peuterscenario beoogt herstructurering van het versnipperde stelsel van voorschoolse voorzieningen en efficiënte controle op de kwaliteit. Maar garandeert dit voorstel schoolsucces?
Of de onderwijskansen van kinderen inderdaad vergroten als de structuur van het aanbod verandert is onzeker. Meestal betekent structuurwijziging oeverloos vergaderen en het uit het oog verliezen van de redenen waarom het allemaal nodig was. De positieve energie om de kinderen het beste te bieden verdampt bij leerkrachten in onzekerheid over de eigen toekomst en die van de organisatie. Het peuterscenario suggereert ook dat het achterblijvende schoolsucces van kinderen te wijten is aan onvoldoende kwaliteit in de opvang. De afgelopen decennia zijn er miljarden gespendeerd aan nieuwe onderwijsmethoden om voor kinderen kansen te creëren. Doelgroepkinderen krijgen vier dagdelen per week veel aandacht van getrainde leidsters en leerkrachten. De kinderopvang wordt zelfs ‘glossy’ aan de man gebracht om alle kinderen binnen te halen. Kennelijk levert dat niet op wat ervan wordt verwacht. Waarom blijven de resultaten toch zo mager? Het antwoord is eenvoudig. Kinderen, zeker peuters, leren meer in de eigen omgeving dan op school. Sinds 2002 weten we, middels onderzoek van Leseman, dat alle VVE programma’s alleen dan effect hebben als ze gericht zijn op kinderen én ouders.
Meer weten? Lees hier een artikel over het voorstel van de VNG.
© Nationale Onderwijsgids / Dorine Verheijden - Lels