Het lijkt een laatste middel te worden om het ‘onderwijs van de toekomst’ te gaan redden. Via #onderwijs2032 kon iedereen zijn of haar plannen ventileren en het gevoel krijgen mee te werken aan een onderwijstoekomst die er toe zal gaan doen. Met het allerlaatste restje goodwill van zijn kant, maakte staatssecretaris Dekker onlangs dit plan bekend. Klinkt goed, zo’n integere nationale oproep. Eindelijk gaat het gewone (onderwijs)volk aangehoord worden en mogen alle ‘binnens(docenten)kamerse’ ideeën aan de oppervlakte komen. Dit alles met het heilige doel om de kleuters van nu klaar te stomen voor een wereld hier ver vandaan: het jaar 2032.
Maar is zo’n futuristisch doel, verpakt in een hippe hashtag, wat het onderwijs nu nodig heeft?
Hij zal het wellicht goed bedoelen. Echter, met het in het leven roepen van #onderwijs2032 zet Dekker indirect zichzelf én alle betrokkenen rondom het Nederlandse onderwijs voor schut. De diepere laag achter #onderwijs2032 is dan ook geen vraag of oproep, maar een schreeuw om hulp, om een pasklare oplossing te vinden voor een probleem dat al vele kabinetten achter elkaar een moeilijk te nemen horde blijkt te zijn. Met als climax het in het leven roepen van een samenlevingsbrede hashtag, die een container gaat worden voor alle goedbedoelde en oprechte onderwijsconcepten die zogenaamd moeten leiden naar het onderwijs van de toekomst.
Tijdens zijn pleidooi voor het meedenken en formeren van een nieuw curriculum binnen het onderwijs, lijkt het erop dat Dekker het zoeken naar de binding met het onderwijsveld heeft opgegeven. De vele wetten, visies en concepten die het onderwijs in Nederland stabiel en eenduidig zouden moeten maken, lijken namelijk te versmelten tot een brok onduidelijkheid en frustratie. Zeker wanneer hij het heeft over het feit dat we het in Nederland te vaak hebben over de randvoorwaarden voor goed onderwijs, zoals de groepsgrootte, onderwijstijd, het kostenplaatje en huisvesting valt hij door de mand. Volgens hem moet het meer gaan om waar het écht om draait: de inhoud van het onderwijs.
Zijn gebrek aan visie en kennis komt hierbij pijnlijk naar voren. Door deze uitspraak bagatelliseert hij namelijk in één klap de thema’s die al decennia lang vragen om aandacht voor het kunnen bereiken van een optimaal leerklimaat. Heeft hij niet door dat juist die randvoorwaarden eerst in orde moeten zijn, om te kunnen komen tot een collectief en op de toekomst gericht onderwijsconcept? Want wanneer hij het heeft over een compleet nieuwe vorm van onderwijs aanbieden in de toekomst, moet daar tegenover staan dat eerst deze fundamentele zaken op orde moeten zijn, voordat er gedacht kan worden aan op de toekomst gerichte innovaties. Door deze gebrekkige inleving toont hij dan ook een onvoldoende basis voor het nu al kunnen inzetten op een nog fictieve en abstracte toekomst voor onze huidige jongste jeugd.
Daarnaast kan ik me voorstellen dat onderwijsmensen die zich vaak al tientallen jaren inzetten, om van jonge kinderen burgers voor de toekomst te maken, zijn initiatief kunnen opvatten als enigszins denigrerend. Zijn de leerlingen die in 1996 aan de basis van hun schoolcarrière stonden, dan minder goed en onvoorbereid aan hun verdere toekomst begonnen? Ik ben ervan overtuigd dat dat niet het geval is. En dat zal ook in 2032 niet het geval zijn. We groeien immers met z’n allen op in een maatschappij die volop in ontwikkeling was, is en altijd in ontwikkeling zal blijven.
Laten we nu dan ook niet allemaal over elkaar heen gaan buitelen met allerlei ad hoc bedachte onderwijsvisies, die geforceerd moeten leiden tot een jong volwassene die klaar is voor de toekomst, op welk gebied dan ook. Dat is namelijk onmogelijk. Stop dan ook met het vullen van de #onderwijs2032-container, maar voorzie eerst de #onderwijs2015-ideeënbus van uw bijdragen en ervaringen. Want wanneer de basis van vandaag en de nabije toekomst voldoende toereikend is, komt het met de jong volwassenen in 2032 zeker ook goed!
© Nationale Onderwijsgids / Pascal Cuijpers