Hoog op de agenda van de beleidsmakers in het onderwijs staat dit jaar de werkdruk. Inmiddels hangt in veel personeelskamers aan het prikbord het lijstje met wat wel en niet moet van de Inspectie en een ieder weet nu: “Een groepsplan is niet verplicht. Minimale plannen als didactisch hulpmiddel zijn voldoende.” Groepsplannen hoeven niet. Maar wat moet dan wel? “Minimale plannen”. Maar wat zijn dat?
Ik zit achter in een lokaal en volg een instructieles. Naast me liggen de handleiding van de methode en het groepsplan. Terwijl ik alles doorblader, zie ik een leerkracht die hard aan het werk is. Ik zie leerlingen die opletten en leerlingen die niet opletten. Dan mogen de leerlingen aan het werk. De leerkracht gaat verder aan de instructietafel en daarna loopt ze rondjes waarin leerlingen worden geholpen. In het groepsplan zie ik alles tot in detail beschreven: individuele onderwijsbehoeften en persoonlijke leerdoelen. Ook de methodeschrijver geeft letterlijk aan wat de leerkracht moet zeggen als een leerling iets dreigt niet te snappen.
Direct na de les volgt een gesprek. Enigszins uitgeblust gaat de leerkracht zitten: ”Pff, dat was hard werken“ Mijn reactie: “Een les volgens het boekje, maar wie heeft er nou het hardst gewerkt: jij of de leerlingen?” Want als we het nou toch over werkdruk hebben…
Onlangs las ik ‘How children succeed’. De auteur, Paul Tough, schrijft daarin een aantal interessante dingen over de factoren die leiden tot succes in het leven. Een belangrijke conclusie is dat het meer om karakter gaat dan om cognitieve capaciteiten. Karakter wordt gevormd door het leren omgaan met mislukking en falen. Uit Amerikaans onderzoek blijkt dat juist die leerlingen mislukken die het altijd goed doen. Leerlingen die alvast verder mogen in hun werk, die zelfs klassen mogen overslaan en een voorrangspositie krijgen bij de start van de universiteit. Karakter en doorzettingsvermogen blijken een meer voorspellende waarde te hebben voor later maatschappelijk succes dan IQ of CITO-scores. Karakter ontwikkel je door te struikelen en de kans te krijgen zelf weer op te krabbelen. Een voorwaarde is wel een aanwezige volwassene die het kind vertrouwen geeft.
Van je fouten moet je leren. In onze hedendaagse cultuur is alles erop gericht mislukking te voorkomen. Ouders worden vaak pas echt actief als hun kind dreigt te falen. In het onderwijs zien we hetzelfde. In uitgebreide groepsplannen worden onderwijsbehoeften genoteerd en individuele leerlijnen uitgestippeld; zo geleidelijk mogelijk om mislukkingservaringen te voorkomen. Mogen leerlingen eigenlijk nog wel fouten maken? Nergens staat als onderwijsbehoefte geformuleerd: “laat deze leerling maar eens struikelen”. “Deze leerling moet uitgedaagd worden” komt nog het dichtst in de buurt. Instructie is vaak gericht op zo snel mogelijk een som goed kunnen maken. In tijd efficiënt, maar is het ook effectief?
Zou het niet beter zijn als we leerlingen een probleem voorschotelen, ons dan terugtrekken en kijken wat er gaat gebeuren? Leg de werkdruk maar eens op de echte werkvloer! Het zelf ontdekkend leren is misschien wat uit de mode maar was zo gek nog niet. Natuurlijk vragen voorbereiding en evaluatie meer aandacht, maar in de les zien we leerlingen aan het werk. En een leerkracht die aanwezig is en vertrouwen geeft: “jullie kunnen het.” En een groepsplan kan dan “minimaal” zijn.
Winston Churchill zei het al: “Je hebt er bijzonder veel plezier van als je de fouten waaruit je wat kan leren, vroeg in je leven kunt maken.”
© Nationale Onderwijsgids / Hans Boudestein