Ik blijf mij verbazen over het verzet tegen het lerarenregister. Een belangrijk onderdeel van dit verzet, lijkt zich te richten op het eigenaarschap ervan. Het register zou in beheer moeten blijven van de beroepsgroep, zoals het oorspronkelijk ook begon als een initiatief van de beroepsgroep. Allemaal prima natuurlijk, maar is dit echt een reden om je zo te verzetten tegen het idee van een register ‘an sich’?
In een heel aantal van de berichten die ik de afgelopen jaren heb gelezen over het register, wordt bij het verdedigen van het eigen beheer van het register een te rooskleurig beeld geschetst van de leraar: Het beeld van de leraar als professional die zichzelf erg graag wil scholen, maar er niet aan toekomt doordat hij geen ruimte ervaart in tijd, geld. Het is een beeld dat ik lang niet altijd herken in mijn werkomgeving. Weinig tijd en ruimte hebben lijkt soms maar al te graag opgevoerd te worden als excuus om niet te hoeven professionaliseren. Die kant blijft te vaak onderbelicht, heb ik de indruk.
Ik hoor zelden iemand die heel goed weet waar hij zijn scholingsuren voor heeft ingezet in een cursusjaar, terwijl elke VO-leraar er toch 160 krijgt. En ik ken al evenmin veel leraren die hun collega’s snikkend in de armen vallen omdat ze ondanks alle moeite die ze hebben gedaan, geen mogelijkheid kregen om hun scholingsbudget of scholingstijd in te zetten en op die manier gebruik te maken van hun rechten, en die zich daarom maar niet meer ontwikkelen.
De leraar die zich wil ontwikkelen, ontwikkelt zich toch wel. Linksom of rechtsom. Dit wil niet zeggen dat ik nu vind dat het allemaal goed geregeld is met tijd en geld voor ontwikkeling, maar wel dat de oorzaak van gebrekkige ontwikkelingsmogelijkheden en dus gebrekkige kwaliteit van leraren, te vaak buiten de beroepsgroep zelf wordt gezocht. Een leven lang extern attribueren.
Gevaar is wat mij betreft dat het ‘niet willen’ van een lerarenregister op dezelfde manier als ‘te weinig tijd/geld krijgen voor ontwikkeling’ door leraren kan worden aangevoerd als excuus om niet te hoeven professionaliseren. En misschien openbaart zich daar wel het eigenlijke probleem: Een beroepsgroep met een reusachtig calimerocomplex. Daarom hecht ik veel meer belang aan het op gang gekomen gesprek door #leraar2032 over het eigenaarschap van het curriculum, dan aan het gehannes in de marge over het eigenaarschap van het lerarenregister.
Daarom vind ik het zo belangrijk dat de leraar weer regie neemt over zijn eigen vak. Dat er weer sprake is van beroepstrots en beroepseer binnen de beroepsgroep. Want waarom zou je je vak bijhouden als je tegelijk het idee hebt dat het toch allemaal niet uitmaakt omdat je je in je onderwijs volledig laat leiden door wat je je vanuit de samenleving, vanuit de overheid, of vanuit een methode laat opdringen?
© Nationale Onderwijsgids
Als zij-instromer werk ik 3 jaar als docent, naast mijn opleiding tot tweedegraads docent. Als hypotheekadviseur wisten mijn klanten dat ik mijn kennis zelf op peil hield. Mijn leerlingen verdienen dit ook! De huidige inzet voor professionaliteit is vaak een lachertje. Je professie bijhouden doe je ook voor jezelf, in je eigen tijd. Omdat je anders je baan verliest! O nee...