Vakantie: ik lees een boek, mijn vrouw maakt een kruiswoordpuzzel en drie dochters liggen met smartphone in het gras. Het ligt al weer een tijdje achter ons. De tijd om met andere dingen bezig zijn; maar ook dan laat soms onverwacht het werk je niet los.
Een beetje voor je uit starend over het mooie landschap hoor je opvallende uitspraken uit de monden van de dochters : “Wat gebeurt moet worden” en “kapot vaak”. Goed, dat is pubertaal en lang geleden had ik ook zo mijn eigen taalgebruik. Voor mij best nog redelijk te volgen, maar het wordt interessanter als het onbegrijpelijk wordt: “Zij zijn aan het dabben.” Als ik dan vraag wat “dabben” is, krijg ik te horen dat dat een nieuwe “move” is. “Kijk niet zo dom, pa!”
Gelukkig blijken mijn dochters ongewild onderwijsbloed te hebben en zonder enige scholing passen zij de viertakt toe: er wordt gesemantiseerd, geconsolideerd en gecontroleerd en ik weet nu welke “move” bij “dabben” hoort.
Even later blijkt dat twee vrienden een “flow” hebben en dat anderen nodig “geshipt” moeten worden. Gelukkig breekt mijn vrouw in: “Een schilder bekend van Waterloo, begint met een P”. Ik roep meteen “Pieneman”. Klopt! Waarop ik mijn verbaasde dochters trots aankijk: “En dat zonder Google!”
Dan zijn de rapen gaar. “Dat is toch nutteloze kennis!” “En als wij met elkaar praten, snap je niet eens waar we het over hebben.” Mijn verweer dat zelfs de onderwijsgoeroe van dit moment, Hattie, stelt dat kennis een bepalende factor is bij het leren en dat je door kennis ook een rijke woordenschat ontwikkelt en dat je sommige woorden gewoon moet kennen om je te redden in onze samenleving stuit op groot onbegrip. “Je hebt wel eens verteld dat kinderen dan moeten weten wat een japon is, maar zelf weet je niet of we een rok of jurk aanhebben.” “Waarom staan streamen, skypen, wifi, uploaden en deleten dan niet in die Cito-toets?” En dan de scherpe reactie van mijn jongste: “Omdat die juffen zelf niet weten wat dat is!”
Woordenschat, het blijft voor mij een lastig verhaal. Wat zeggen de resultaten van een woordenschattoets over leerlingen en over het onderwijs? Kennis, veel weten, dat is van belang en hoe je dan de nodige kennis op doet: door het gesprek en de discussie. Ik weet nu wat “dabben” is en dat als er twee mensen “geshipt” worden dat dat heel erg spannend is. Ik ben daarachter gekomen door mijn nieuwsgierigheid en door te vragen. Dat pleit voor interactief onderwijs en het bevorderen van een onderzoekende houding. Hattie heeft dus gelijk.
De volgende ochtend - vanachter mijn krant - hoor ik weer dat iets “awkward” is en dat je ervan moet “cringen”. Mijn enigszins chagrijnige reactie: “Praat nou maar weer gewoon Nederlands, dan kan je oude vader het ook nog begrijpen”. Ik sla de bladzijde van mijn krantje om en een vette kop schreeuwt mij toe: “60 procent van de colleges aan onze universiteiten in het Engels”. Mijn dochters hebben gelijk, want ik weet het nu: zonder kennis van de juiste taal ga ik “hard falen in dit leven”.
© Nationale Onderwijsgids / KPC Groep