De zomer komt er weer aan. Wat is er leuker dan op een warme dag met een drankje op een terras te zitten en naar mensen te kijken. Al die verschillen in uiterlijk, leeftijd, kleding, haardracht, manieren van bewegen. Voor een terrasbezoeker gespreksstof genoeg: “Moet je die zien….dat kan toch echt niet... zo die durft….daar is wel lef voor nodig.” Als iedereen hetzelfde zou zijn, zou een terrasbezoek echt minder leuk zijn.
Maar om verschillen tussen mensen te zien hoef ik niet op een terras te zitten. Nee, gewoon mijn werk: achter in een klas zitten en dan goed rondkijken. Ik zit er om naar de leerkracht en zijn of haar les te kijken, maar graag observeer ik ook de leerlingen: meisjes en jongens, groot en klein, dik en dun, beweeglijk en stil, langzaam en snel. En ook hier komen in het nagesprek vaak de opvallende leerlingen aan bod: “Die kan echt niet stil zitten…….die is bijdehand………wat een brutaaltje……..dat is een serieuze.” Ook hier maken de verschillen het leuk en zorgen voor die broodnodige variatie.
Wanneer ik het nieuws en mijn vakliteratuur volg krijg ik een ander beeld. Verschillen tussen mensen zijn een groot probleem, want waar ligt de grens van het “anders” zijn; wat is de norm? Een te veel afwijken maakt het lastig voor ons; hoe geven we het een plaats? Kranten en praatprogramma’s worden gevuld met deskundigen die over dit onderwerp hun licht laten schijnen. En in het onderwijs zijn boekenkasten vol geschreven over het omgaan met verschillen. In de Staat van Onderwijs 2015/2016 stelt de inspectie: “Nederlandse leraren zijn aanzienlijk minder goed in het differentiëren tussen de verschillende leerlingen dan de leraren in andere hoog presterende landen.”
Als adviseur vind ik het leuk om bij een observatie in een groep te ontdekken waar de “speciale” leerling zit. Statistisch gezien moet er immers in elke groep minimaal één te vinden zijn. Regelmatig maak ik mee dat ik ze niet ontdek. Maar in het nagesprek blijkt dat ze er wel degelijk zijn: “Dat jongetje naast je is een echte adhd’er!” Wanneer we de les bespreken blijkt dat er een afwisseling van werkvormen was waarin alle leerlingen aan hun trekken kwamen en dat er ook goed ingespeeld werd op de verschillende capaciteiten van de leerlingen.
De inspectie heeft het natuurlijk vooral over het cognitieve aspect, maar hoe is het met gedrag? Zijn er ook inspecteurs die tot de ontdekking komen dat er leerkrachten zijn die het ook in grote groepen lukt om recht te doen aan al die verschillen? Echte ambachtslieden die hun leerlingen richting, ruimte en ruggensteun bieden en daardoor een veilige leeromgeving creëren. Vaklieden die het niet alleen hebben over het omgaan met verschillen, maar verschillen ook daadwerkelijk accepteren.
Toch blijft één ding me dan steeds weer verbazen. Ook in de lessen van deze vakmensen, die hun ambacht zo goed uitoefenen, wordt een grote groep leerlingen steeds weer vergeten. Want te vaak hoor ik een klas nog worden toegesproken met: “Jongens, even opletten!”
Hans Boudestein is adviseur bij KPC Groep. Hij richt zich binnen het primair onderwijs op thema’s als opbrengstgericht werken, verbeteren van klassenmanagement en instructievaardigheden van leerkrachten. Daarnaast is hij werkzaam binnen het project “Goed worden, goed blijven” van de PO-raad waarbij hij als “Vliegende Brigadier” zeer zwakke scholen ondersteunt in hun verbeteringsproces. Verder ligt zijn expertise vooral op het gebied van taal en lezen.
© Nationale Onderwijsgids / KPC Groep