Op het moment dat ik dit stuk schrijf ligt rechts van mij op de werktafel een stapel kranten, een to-do-lijst en een handmatig uitgeschreven presentatie die wacht op een Powerpoint-verwerking. Links van mij ligt de tv-gids, die dient als onderzetter voor mijn bakje cruesli met melk, mijn aantekeningenboekje met daarin krabbels als leidraad voor dit stuk, een pen en mijn mobiele telefoon. Verderop in de kamer ligt de iPad stand by te wezen en staat de tv aan zonder geluid. De stemmen en geluiden zouden immers als doel kunnen hebben om mijn focus op het schrijven van dit stuk in het geniep te ontnemen.
Ik ben namelijk een slechte multitasker. Afleiding is mijn middle name. Ondanks dat ik heus wel weet dat het onverstandig is om tijdens bepaalde werkzaamheden de aandacht te verspreiden over meerdere taken, maak ik hier toch gretig gebruik van. En ja, ik weet ook dat mijn brein weer enige tijd nodig heeft om na een switch van taak te acclimatiseren aan datgene waar ik in eerste instantie mee bezig was. Met een tunnelvisie en zonder afleidingen om me heen stug doorwerken aan dit stuk zou effectiever zijn. Het rendement zou waarschijnlijk hoger worden door een evenredige arbeidsproductiviteit en focus. Toch schuif ik nu niet in één grote armbeweging alle potentiële multitask-afleidingen van mijn werktafel. Ook de tv blijft in playbackstand staan. En daarbij ben ik geen economieleraar. Al is mijn aandacht dan soms onderhevig aan een bepaalde vorm van concentratie-inflatie.
Van origine ben ik een vmbo-leerling. Ik behaalde in de jaren negentig van de vorige eeuw met vijf zessen en twee zevens mijn mavo-diploma. Havo was destijds geen optie gebleken, onder andere doordat alle vakken waar cijfers aan te pas kwamen voor mij net zo lastig waren als Chinees leren in het Russisch. Daarnaast lag mijn intrinsieke motivatie bij een aantal vakken in mijn pakket om diverse redenen onder het vriespunt, waardoor het extra moeite kostte om mijn doel te bereiken: het volgen van de HBO-lerarenopleiding beeldende vorming. Dat dit via een omweg op een MBO-opleiding uiteindelijk lukte was een kwestie van tijd, afzondering en doorzettingsvermogen. En ik had geluk. Geluk dat ik ben geboren in het tijdperk waarin de zaprevolutie nog in de kinderschoenen stond.
Soms vraag ik me af wat er van me terecht zou zijn gekomen wanneer ik zo’n twintig jaar later zou zijn geboren. Hoe zou ik me staande hebben weten te houden in een wereld vol digitale afleiding en pretentieuze zelfmaakbaarheid, die in de meeste gevallen zich voordoet als een vluchtig en oppervlakkig mediaspook? Wat zouden mijn doelen en uitdagingen zijn geweest en was ik dan ook voor een creatieve job in het onderwijs gegaan? Vooralsnog probeer ik mijn leerlingen vertrouwen te geven in het gebruik van digitale middelen tijdens de les maar ze tevens te wijzen op de gevaren van deze betweterige alles- en tegelijkertijd nietsweters. Het kan stimulerend werken en met het oog op de toekomst is het een verandering waar we niet meer onderuit komen.
Ondertussen is dit stuk zo goed als afgerond. Dat ik, ondanks de acht ontvangen én beantwoorde app-berichtjes, een telefoongesprek, twee geplaatste tweets en een lunchpauze, bijna drie uur hieraan heb gewerkt neem ik op de koop toe. Of om te eindigen met de woorden die een leerling me onlangs toebeet, nadat ik mijn ongenoegen over zijn stiekem verstuurde WhatsApp-berichtje had uitgesproken: “Rustig maar meneer, ik (z)app dus ik besta!”