Om te vermijden dat steeds meer kinderen buiten de boot vallen, is verandering vereist. Want kinderen mag je niet blootstellen aan willekeur, vindt Suzanne Boomsma, directeur van Balans, de landelijke vereniging voor ouders van kinderen met ontwikkelingsstoornissen. “De overheid is er vooral in geslaagd de bureaucratie te decentraliseren. Of je als kind wérkelijk het onderwijs krijgt waar je recht op hebt, hangt er helemaal vanaf waar je school staat en hoe gedreven de leerkrachten zijn. Het is een kwestie van willekeur. En dat mogen we nooit accepteren.”
We spreken Suzanne Boomsma naar aanleiding van de onlangs verschenen Evaluatie Passend Onderwijs, het product van een consortium van zeven onderzoeksinstituten, geïnitieerd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCW). Via een van de vele ‘focusgroepen’ was ook Boomsma bij de evaluatie betrokken. Ze zegt: “De opzet is breed en er komt nog veel onderzoek aan. Uit alles blijkt dat minister Slob inziet dat het niet werkt. Hij focust op verbeteringen in de uitvoering en een verschuiving naar controleerbare doelstellingen. Of dat voor de gewenste verandering zorgt betwijfel ik ten zeerste. En met mij anderen. De problematiek gaat dieper. We zitten niet op de eerste plaats met een systeemprobleem, maar met een kwaliteits- en toezichtsprobleem.”
Wet passend onderwijs – een nobel streven in een weerbarstige praktijk
De Wet passend onderwijs, van kracht sinds 1 augustus 2014, moest een halt toeroepen aan de vroegere bureaucratie rond het organiseren en uitvoeren van speciaal onderwijs aan kinderen met leer- en/of gedragsproblemen. De verantwoordelijkheid ligt bij de besturen van reguliere scholen en regionale samenwerkingsverbanden. Vanuit hun zorgplicht hebben deze de opdracht alle kinderen een passende onderwijsplek te bieden met – waar nodig – ondersteuning op maat. Een nobel streven, maar de praktijk is weerbarstig. Zowel leerkrachten als ouders zitten geregeld met de handen in het haar. Zelfs het verantwoordelijke ministerie (OCW) erkent dat verbetering nodig is.
Uit een onderzoek van Ouders & Onderwijs, van half juni, blijkt dat zestig procent van de ouders negatief is over de toepassing van de nieuwe systematiek voor passend onderwijs. Ook deze belangenorganisatie vindt het hoog tijd dat de minister het roer omgooit. Het regent klachten van ouders die nog steeds in een ‘bureaucratisch oerwoud’ terechtkomen, maar dan regionaal. Professionals kijken niet meer naar kinderen maar naar dossiers. De samenwerkingsverbanden van schoolbesturen die er volgens de wet voor moeten zorgen dat een kind op de juiste plek terechtkomt, slagen daar maar zelden in. Er wordt veel vergaderd, maar weinig concreet geregeld. De regionale verschillen zijn schrijnend groot.
Wat een oplossing had moeten zijn, werd een nachtmerrie
Wat een oplossing had moeten zijn voor de moeizame, bureaucratische organisatie van het onderwijs aan leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften, werd een nachtmerrie voor kinderen, ouders en leerkrachten. De hoofdconclusie van de evaluatie zelf laat er geen twijfel over bestaan. Op stelselniveau lijkt de organisatie van de extra ondersteuning beter geregeld dan voor 2014. Scholen waarderen de toegenomen beleidsvrijheid. Tegelijkertijd geven scholen aan nog steeds last te hebben van bureaucratie en van te krappe budgetten. Voor leraren en ouders voldoet de stelselwijziging niet aan de verwachtingen, zo staat te lezen in de evaluatie. Het effect daarvan op leerlingen en studenten is nog niet goed vast te stellen, volgens de onderzoekers.
Voor Suzanne Boomsma van Oudervereniging Balans en voor heel veel ouders met haar laat het effect zich vrij gemakkelijk raden. Kinderen en jongeren met ontwikkelingsproblemen als adhd, dyslexie en vormen van autisme, krijgen niet de aandacht en ondersteuning die ze nodig hebben en waar ze recht op hebben. Een groeiend aantal kinderen krijgt als gevolg van de ‘gedecentraliseerde bureaucratie’ geen passend onderwijs of zit zelfs thuis. De situatie is verontrustender dan het ministerie van OCW wil erkennen. Boomsma: “De cijfers worden bewust ‘geframed’. Het ministerie kijkt vooral naar kinderen die officieel nog op scholen staan ingeschreven en ongeoorloofd verzuimen. Als je alle kinderen die om welke reden dan ook niet staan ingeschreven of een leerplichtontheffing hebben meetelt, kom je veel hoger uit.”
‘Het is een administratief verschil van inzicht, maar dan wél een verschil waar heel veel kinderen en jongeren de dupe van zijn’
Het ministerie van OCW en de Inspectie voor het Onderwijs gaan er vanuit dat er per jaar gemiddeld vijfduizend kinderen langer dan drie maanden achtereen thuiszitten. Zonder onderwijs. Andere tellingen, uitgevoerd door verontruste ouders die zich speciaal voor dit doel hebben verenigd, tonen een ander beeld. Suzanne Boomsma: “In werkelijkheid zitten er minstens vijftienduizend kinderen en jongeren thuis – het drievoudige, dus. OCW en de Inspectie houden het getal bewust laag. Hun cijfers geven alleen de ‘harde kern’ weer. Er zijn duizenden thuiszitters die met relatief eenvoudig te organiseren ondersteuning uit hun isolement te halen zijn. ‘Laaghangend fruit’, zeg maar. En tóch sluit het aanbod daar niet op aan. Dat is onacceptabel.”
Daarnaast gaat het ook om ‘verborgen thuiszitters’: kinderen die op geen enkele school meer welkom zijn, gezonde kinderen die zijn ziek gemeld om de leerplicht te omzeilen, kinderen van ouders die van de radar zijn verdwenen uit angst voor maatregelen vanuit de Jeugdzorg en kinderen van ouders die zich bij niet-passend onderwijs neerleggen om van de rompslomp af te zijn. Ondanks de goede bedoelingen blijkt de wet het niet eenvoudiger te maken om passend onderwijs te organiseren. Eerder andersom. Speciale scholen hebben onvoldoende capaciteit, de begeleiding op de reguliere scholen laat om uiteenlopende redenen te wensen over.
‘De nadruk moet liggen op de vraag waarom kinderen vastlopen, niet op wat het kost om ze vlot te trekken voor het te laat is’
Niet alleen ouders, ook de scholen en leerkrachten zelf worstelen met de materie. In de onderwijswereld wordt de Wet passend onderwijs nog steeds door velen gezien als ‘platte bezuinigingsmaatregel’. Zo ver wil Suzanne Boomsma niet gaan. Ze zegt: “De intentie was goed. Die ging ervan uit dat extra ondersteuning zich beter laat sturen als je naar de lokale behoeften en mogelijkheden kijkt. Helaas is daar een budgetsystematiek aan verbonden, ter vervanging van de eerdere ‘open einde-financiering’. Hierdoor ligt te veel nadruk op geld en is de associatie met bezuinigingsoperaties logisch.”
“De nadruk hoort te liggen op de vraag waaróm kinderen vastlopen en wat er nodig is om ze vlot te trekken, niet op wat dat eventueel kost. Bovendien moet niet de leerplicht sturend zijn, zoals nu, maar het leerrecht. Elk kind heeft recht op onderwijs en de overheid heeft de plicht om passend onderwijs aan elk kind beschikbaar te stellen en voor elk kind toegankelijk te maken.”
Het idee was goed, de uitvoering verloopt moeizaam. Boomsma: “Regio’s en scholen hebben te veel vrijheid voor de feitelijke invulling, er wordt te veel gestuurd op geld en output, er wordt veel te weinig gebruikgemaakt van eigen ondersteuners of ambulante begeleiders. Om kort te gaan, er is te weinig maatwerk. Veel ideeën en initiatieven verzanden in een vergader- en doorschuifcultuur. In de wet staat het samenstellen van arrangementen centraal, begeleidingstrajecten voor leerlingen met een complexe problematiek. Daar komt zo veel overleg aan te pas, en gesteggel over de vraag wie wat gaat betalen, dat het kalf verdronken is tegen de tijd dat de put wordt gedempt. Dat moet echt anders.”
Grote verschillen tussen regio’s en scholen leiden tot willekeur
Overigens gaat het lang niet overal mis. Er zijn regio’s en er zijn scholen waar de uitvoering wel degelijk optimaal is. Daar komt passend onderwijs goed uit de verf, bijvoorbeeld door klassen klein te houden en de lijnen naar specialisten kort. Suzanne Boomsma: “Praktijkvoorbeelden laten zien dat het wel degelijk kán, als schoolleiders zich daar sterk voor maken en leerkrachten zich daar met al hun expertise en passie voor inzetten. Het is niet alleen een ‘systeem- en budgetverhaal’. Het is vooral ook een kwaliteitsverhaal. Je ziet enorme verschillen tussen scholen onderling en je moet je afvragen waarom het bij de ene school wel lukt en bij de andere niet. Door de kwaliteitsverschillen is passend onderwijs een kwestie van willekeur geworden. Juist dat, ik zeg het nog maar eens, is onacceptabel.”
Het moet beter. En het liefst zo snel mogelijk. Dat is de boodschap van Suzanne Boomsma aan de politiek en het onderwijs – namens de duizenden bezorgde ouders die zijn aangesloten bij Oudervereniging Balans. De vereniging pleit voor betere registratie en voor het beter in kaart brengen van individuele ontwikkelingsproblemen en ondersteuningsbehoeften. Ook blijft de vereniging zich sterk maken voor meer directe betrokkenheid van ouders en voor een hoofdrol voor de scholen zelf. Boomsma: “Daar hoort de verantwoordelijkheid te liggen, bij het samenspel tussen ouders en scholen. Voer desnoods een bonus-malussysteem in om schoolleiders en leerkrachten in heel Nederland te motiveren om professioneel vorm te geven aan passend onderwijs. Stel scholen die nu succesvol zijn als voorbeeld en accepteer geen ondergrens.”
Passend onderwijs is ook bedoeld voor hoogbegaafde kinderen
“De kern van het onderwijs is de relatie tussen de onderwijskracht en de leerling. We moeten terug naar die kern, naar een andere ordening, naar ontwikkelingsgerichte scholen. Bij passend onderwijs moeten we niet alleen focussen op kinderen die om wat voor reden dan ook niet goed kunnen meekomen, maar ook op hoogbegaafde en introverte kinderen. Ook dat is een enorme groep die tussen wal en schip dreigt te vallen. Elk kind dat thuis zit is één kind teveel en een gemiste kans teveel. Geef schoolleiders en leerkrachten de ruimte, het vertrouwen en de faciliteiten om het heft weer in eigen hand te nemen. De Evaluatie Passend Onderwijs toont op een pijnlijke manier aan dat veel scholen in de huidige praktijk tekortschieten. Maar oplossingen biedt de politiek niet. Het toezicht schiet te kort en ouders kunnen nergens terecht. Dat maakt veel ouders boos en wanhopig.”
Geen steun, geen informatie, geen grip op de situatie. Niet weten wat de toekomst gaat brengen voor je kind. Suzanne Boomsma kent dit gevoel van onmacht van nabij. Haar motivatie om in 2019 vanuit haar bedrijfskundige achtergrond volmondig ja te zeggen op de functie van directeur van Oudervereniging Balans werd er mede door gevoed. Haar zoon heeft een lichte vorm van autisme en liep om die reden een fors schooltrauma op. “We kozen bewust voor een buurtschool, om isolement te voorkomen. Dat liep gierend mis door het optreden van een leerkracht die zich totaal niet in de problematiek wilde inleven. Geen inzicht, geen interesse, geen reflectie, geen passie. Rapporten en adviezen van experts werden genegeerd. Mijn zoon kwam uiteindelijk thuis te zitten, de schade was groot. De leerkracht werd de hand boven het hoofd gehouden. Was dit een incident? Ik denk van niet. Ik spreek dagelijks ouders met soortgelijke ervaringen. Het roer moet echt om.”
Door: Nationale Onderwijsgids / Ton Hilderink