Bussemaker wil van de lerarenopleiders horen wat er moet gebeuren om van de leraar weer een voorbeeldfiguur te maken. In haar toespraak op het congres zei de minister dat leraren geen makkelijk vak hebben, alleen al omdat ze de tijdgeest moeten bijbenen. Hierbij wees ze ook op de toenemende rol van technologie in de samenleving en op een probleem als radicalisering van leerlingen.

Bussemaker wil meer aandacht voor 'bildung' in het curriculum van de lerarenopleidingen. Ze wil studenten kritisch leren denken. “Hen uitdagen om zelfstandig inschattingen te maken. Hen stimuleren om na te denken over waar ze voor staan als leraar, in relatie tot de wereld om hen heen. Niet alleen pedagogisch-didactisch, niet alleen voor wat betreft kennisoverdracht, maar ook in hun rol als waardendrager, toekomstmaker, voorbeeldfiguur”, zegt de minister.

Bussemaker benadrukt dat leraren na hun eigen opleiding niet klaar zijn met leren, er is een onderscheid tussen startbekwaam en vakbekwaam. Vooral beginnende leraren zouden zoeken naar houvast en zekerheid. Dit zou het gevolg hebben dat het vak van nature niet is gericht op leren, maar eerder op overleven. De minister hoopt dat daar verandering in komt.

Daarnaast wil de minister dat meer mensen het leraarschap kiezen als tweede carrière. Hierbij wil ze de zij-instromers niet alleen op kennis, maar ook op geschiktheid selecteren, met vragen zoals: Wat is je persoonlijke drive? En vanuit welke waarden wil je je vak vormgeven? Na de tour langs de lerarenopleiding gaat Bussemaker de 'lerarenagenda' schrijven, een document waarin het kabinet zijn visie op de onderwijspolitiek en het leraarschap geeft.

© Nationale Onderwijsgids