Baby’s en peuters geven al signalen af die kunnen duiden op hoogbegaafdheid. Het is zaak om die signalen serieus te nemen en niet te bagatelliseren. Daarmee voorkom je later een hoop problemen.

Hoogbegaafdheid herkennen bij baby’s en peuters? Ja, dat kan. Aan kinderen onder de vier jaar is vaak al te zien dat ze bovengemiddeld intelligent zijn. Alleen spreken we dan nog niet van hoogbegaafdheid, maar van een ontwikkelingsvoorsprong. Kenmerken van zulke kinderen zijn bijvoorbeeld:

  • Het kind is als baby al nieuwsgierig, alert, heeft intensief contact met volwassenen.
  • Het kind heeft als baby weinig behoefte aan slaap.
  • Frustratie: de baby wil al vroeg bepaalde vaardigheden leren. Wanneer dit niet meteen lukt, leidt dit tot frustratie.
  • Baby’s met een ontwikkelingsvoorsprong kunnen vaak vroeg lopen. De bewegingen worden eerst uitvoering bekeken en geanalyseerd, voor ze worden uitgevoerd.
  • In de dreumesfase gaat de taalontwikkeling snel. Cijfers en letters maakt het kind zich snel eigen. De aandacht voor de omgeving blijft.
  • De ontwikkeling van dreumes naar peuter lijkt soepel te verlopen. Maar het kind begrijpt vaak niet goed het gedrag van andere kinderen. Dit komt omdat een kind met een ontwikkelingsvoorsprong denkt en handelt op een ander level dan andere kinderen. Daardoor kan ruis ontstaan. 
Natuurlijk is niet elk kind met deze kenmerken direct hoogbegaafd. Vaak verdwijnt zo’n ontwikkelingsvoorsprong weer, bijvoorbeeld als het kind naar school gaat. Er is dan geen sprake geweest van hoogbegaafdheid, maar van een toevallige, tijdelijke sprong in de ontwikkeling.
 
Onderpresteren
Toch moeten ouders en begeleiders alert zijn. Want wat gebeurt er eigenlijk met deze kinderen als ze naar de basisschool gaan? Hadden ze inderdaad slechts een tijdelijke ontwikkelingsvoorsprong? Of hebben ze als kleuter al geconcludeerd dat hun manier van denken en doen niet op prijs wordt gesteld, en dat ze zich maar beter kunnen aanpassen door te gaan onderpresteren? 
 
Dat is het gevaar van het niet tijdig signaleren van hoogbegaafdheid. Jonge kinderen die meer waarnemen en nadenken dan hun leeftijdsgenootjes, kunnen zich erg  'anders' en eenzaam voelen. Zeker als de volwassenen in hun omgeving niet beseffen wat er allemaal in ze omgaat. Signalen bij een kleuter die hierop duiden zijn bijvoorbeeld:
 
  • (schijnbare!) terugval in de taalontwikkeling, 
  • zich conformeren aan klasgenootjes, of juist nauwelijks aansluiting vinden bij klasgenootjes,
  • niet naar school willen, 
  • buik- en/of hoofdpijnklachten.
 
Handvatten
Oplettende ouders kunnen deze problemen voorkomen. Ook in het voorschoolse circuit is het van belang op alert te zijn op signalen. Vanaf de peuterleeftijd kan een intelligentie-onderzoek worden gedaan. Ouders en begeleiders ontvangen dan adviezen om het kind te begeleiden. Wanneer bij aanvang van de schoolcarrière bekend is dat een kind een ontwikkelingsvoorsprong heeft, kan school meteen inspelen op diens onderwijsbehoefte. De juf of meester heeft dan op de eerste schooldag al handvatten om het kind passend onderwijs te geven.
 
Als orthopedagoog, onderwijskundige en voormalig leerkracht binnen het Onderzoekscentrum Hoogbegaafdheid, richt Catharina Hoeksma specifiek op sociaal emotionele problematiek bij kinderen in de leeftijd van 3 tot 16 jaar, waarbij deze problemen verband houden met  hoogbegaafdheid. Het vaststellen van de mate van begaafdheid en het maken van een koppeling met de persoonlijkheid staat hierbij centraal. Vanuit haar expertise schrijft zij vanaf heden op de Nationale Onderwijsgids schrijft over meer- en hoogbegaafdheid bij kinderen in het onderwijs.
 
© Nationale Onderwijsgids / Catharina Hoeksma