Het is deze maand vijfentwintig jaar geleden dat ik de kamer in mijn ouderlijk huis verruilde voor een gehuurde kamer bij een hospita. Het zou het laatste jaar worden van de vierjarige mbo-opleiding die ik volgde in Boxtel. De dagelijkse reistijd van in totaal drie uur kon ik beter besteden aan mijn studie en daarom koos ik voor een onderkomen dichtbij school. Mijn hospita heette Annemieke. Ze was een tevreden vrouw die wars was van trends, rijkdom of enig aanzien. Ik betaalde elke maand kost en inwoning en de huisregels die vooraf eenmaal mondeling werden doorgenomen waren gebaseerd op de verwachtingen van wederzijds vertrouwen en respect. 

Het leven leek overzichtelijk, destijds. Van maandag tot en met vrijdag ging ik naar school en woonde ik bij mijn nieuwe hospita. Ik mocht, buiten mijn kamer, gebruikmaken van alle faciliteiten in huis. Elke avond aten we samen aan tafel in de woonkamer en namen we de dag door. Naast de betrokkenheid die ze toonde, vond ze ook dat bruine bonen af en toe op het menu hoorden te staan (“Lusde gij bruine bonen? Nee? Doen we toch!”). Naast de besproken verwachtingen die Annemieke had van haar nieuwste huisgenoot, sprak ik de verwachting naar mezelf uit om het schooljaar, en dus de opleiding, met goed gevolg af te ronden. Daarna kon ik immers eindelijk terecht op het hbo, waar ik de docentenopleiding zou gaan volgen.

Coronaperikelen

Nu de zomervakantie bijna is afgelopen, bereid ik me langzaamaan voor op mijn inmiddels  eenentwintigste schooljaar voor de klas. Geen overbodige luxe, gezien de achttien verschillende klassen die ik mag gaan enthousiasmeren in wat de creatieve wereld ons te bieden heeft. Echter, de onbevangenheid die verwachtingen aan de vooravond van een nieuw schooljaar in het verleden met zich meebrachten, worden helaas ook komend schooljaar overschaduwd door de coronaperikelen. ‘Het nieuwe normaal blijft nog vaag’, lees ik in dagblad Trouw. Na de persconferentie van half augustus, is er blijkbaar nog weinig duidelijk over een leven waarbij die ene, grote last van ieders schouders zal verdwijnen. Toch lijkt het kabinet de zoveelste stip aan de horizon te zien en zeggen ze dat er een moment gaat komen waarbij de mondkapjes helemaal mogen verdwijnen en de anderhalvemeterregel niet meer zal gelden.

Het kabinet wil graag verwachtingen scheppen en mensen motiveren om alert te blijven, risico’s te beperken en toch de economie en het dagelijkse leven draaiende te houden. Dit houdt in dat ook aan het begin van komend schooljaar de mondkapjes tijdens verplaatsing door het schoolgebouw nog gedragen moeten worden, de leerlingen afstand dienen te houden ten opzichte van de docenten en iedereen waakt over de eigen gezondheid door bij klachten thuis te blijven en een test uit te voeren. Ondertussen draait het programma gewoon door. Net als andere jaren, die niet gehinderd werden door potentiële coronabesmettingen. Ik bestel nieuwe materialen, zorg dat voor elke groep de eerste lessen voorbereid zijn en online staan en hang alvast nieuwe werkstukken op het blauwe prikbord in het tekenlokaal. Ik hou me hoopvol vast aan de verwachtingdat we elkaar weer live mogen gaan zien en veel van elkaar mogen gaan leren.

Annemieke

Van een heel ander kaliber was de verwachting die Annemieke en ik naar elkaar uitspraken, aan het einde van mijn jaar bij haar op kamers. Rondom Kerst 1996 had ik haar een zelfontworpen kaart gestuurd. Ze was er dolgelukkig mee en de kaart heeft nog maandenlang daarna op de vensterbank van het raam naast de eetkamertafel gestaan. We spraken af om contact te blijven houden en ik zou spoedig weer eens afreizen naar Boxtel. Het mocht niet zo zijn. Een jaar later kreeg ik rond Kerst post. Het was geen kerstkaart maar een rouwbrief. Annemieke was plotseling overleden. Ze is slechts eenenvijftig jaar geworden.

Pascal Cuijpers

(Docent VO, publicist en auteur van o.a. ‘Woordenwisseling’)
www.pcuijpers.nl