Bij Nederlandse universiteiten blijft het aantal tijdelijke contracten groeien. Dat blijkt uit het antwoord van minister Robbert Dijkgraaf op vragen van de Tweede Kamer. De AOb strijdt ook al jaren voor meer vaste banen. Dat meldt de AOb.
Dertig procent van de universitair docenten heeft een tijdelijk contract. Dat is één procentpunt meer dan vorig jaar, ondanks allerlei inspanningen en voornemens van universiteiten om docenten vaker een vast contract te geven.
Rechtspositie
In de cao die de bonden dit voorjaar afsloten met de Universiteiten van Nederland is afgesproken om een onderzoek te starten naar de rechtspositie van docenten aan universiteiten. Het doel was dan ook om de rechtspositie te verbeteren. Donald Pechler van de AOb zei daar toen dit over: “We zitten muurvast als het gaat om vaste contracten voor docenten. Bij elke universiteit is het verschillend, en ook op faculteits- en opleidingsniveau is de rechtspositie heel wisselend.”
Vast contract bij goed functioneren
In de vorige cao zijn er al stappen gezet voor hoogleraren, universitair docenten en ondersteunende functies. Pechler: “Nu willen we dat uitbreiden naar de docenten en onderzoekers. Zij moeten na één jaar al een vast contract krijgen bij goed functioneren.”
“Het steeds niet geven van een vast contract is in strijd met de wet en de Europese richtlijn”, aldus Pechler. “Bij structureel werk is het niet steeds de bedoeling om mensen te ontslaan, zoals dat bij seizoenswerk wel logisch is of als het gaat over een project. Onderwijs is geen project.”
Startersbeurzen
Minister Dijkgraaf wil zich ook hard maken voor vaste contracten. Dat wil hij doen via de startersbeurzen voor nieuwe universitair docenten en via de voorwaarden aan de sectorplannen die universiteiten samen moeten maken.
Door: Nationale Onderwijsgids / Femke van Arendonk