De opvattingen van Nederlanders over homo- en biseksualiteit zijn steeds positiever. In 2006 was 53 procent van de Nederlanders positief over homo- en biseksualiteit, nu is dat gestegen tot 74 procent. Ook scholieren in het basis- en voortgezet onderwijs denken ook steeds positiever over homoseksualiteit. Dit blijkt uit de publicatie ‘Opvattingen over seksuele en genderdiversiteit in Nederland en Europa’ die op 17 mei 2018 op IDAHOT (International Day Against Homophobia and Transphobia) verschijnt. Dit meldt het Sociaal en Cultureel Planbureau.
NOG
Scholieren steeds positiever over homoseksualiteit en genderdiversiteit
-Onder scholieren in het basis- en voortgezet onderwijs worden de opvattingen over homoseksualiteit ook steeds positiever. Slechts een klein deel (7 procent basis; 8 procent voortgezet) geeft aan dat LHB jongeren niet hun vrienden mogen zijn.
Middelbare scholieren schatten ook de homovriendelijkheid van hun school in door aan te geven of het op school mogelijk is om eerlijk te vertellen dat je homo/lesbisch bent. Eén op de vijf (20 procent) geeft aan dat je dit tegen niemand kan zeggen, terwijl 52 procent aangeeft dat dat wel kan (12 procent denkt dat het tegen iedereen kan, 40 procent denkt dat het tegen vrienden kan).
Net als Nederlandse volwassenen denken scholieren negatiever over twee zoenende jongens of over twee zoenende meisjes dan over een jongen en een meisje die zoenen (resp. 31, 19 en 8 procent). De verschillen tussen opvattingen over zoenende homo’s en zoenende hetero’s zijn de afgelopen jaren wel kleiner geworden.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids