Voordat ik aan dit stuk begon raadpleegde ik eerst Google. Mijn virtuele redder in onzekere tijden van vragen, dilemma’s en dubio’s. Sinds ik mijn lijfelijke encyclopedie - bestaande uit zo’n twaalf dikke delen, allen voorzien van een bruinleren kaft - vanuit mijn Ikea-boekenkast naar zolder verhuisde, is het er niet meer van gekomen om deze in tijden van urgente vragen door te bladeren, tegelijkertijd de rokerige geur in te ademen en zodoende te komen tot een bevredigend antwoord op een vraag als wanneer Google deze papieren, concurrerende allesweters zou gaan overtreffen in gebruik.   

Enfin, nadat ik ‘mag niet’ intypte in Google, verscheen als eerste treffer de link van het digitale puzzelwoordenboek. Ik klikte erop, want de eerste treffers die je ziet na het enteren van een zoekterm zijn altijd het geloofwaardigst, toch? Daar las ik het meest voor de hand liggende synoniem van de kreet ‘mag niet’, geschreven in kapitalen: FOEI. Ondanks deze korte maar heldere uitleg, voelde ik me enigszins betrapt en lichtelijk schuldig. Kwam het door de lading van het woord? De mogelijke associaties die het bij me opriep? Of door het lettertype geschreven in CAPSLOCK-letters, dat een klaarblijkelijk doodnormaal woord van een schreeuwerige dwang leek te voorzien? In elk geval paste de boodschap bij het opgezochte begrip: mag niet = FOEI. 
 

Hoog FOEI-gehalte

 
De reden waarom ik deze term opzocht op Google en benieuwd was naar de meest bijpassende uitleg, was een tweet die ik voorbij zag komen tijdens een scrollsessie op Twitter. In die bewuste tweet beschreef ene René Dercksen treffend en daadkrachtig wat er tegenwoordig allemaal ‘niet meer mag’. Dit resulteerde in een lijstje waar ik me als geboren en getogen Nederlander een beetje voor schaam en welke aangeeft dat we ons vooral druk maken over zaken die in de betrekkelijke marge van het leven spelen en waar we enigszins of wellicht daadwerkelijk stelling in nemen om uiteindelijk te kunnen zeggen: dat mag niet (meer)! FOEI! 
 
Enkele voorbeelden die hij benoemt zijn inderdaad aantoonbaar discutabel, oftewel objectief qua uitleg: vlees eten mag niet (meer) (want: dierenleed, onnodig watergebruik, belastend), plastic mag niet (meer) (want: milieubelastend), vliegen mag niet (meer) (want: zeer milieubelastend), autorijden mag ook niet (meer) (want: zeer milieubelastend). Maar er volgden daarna ook zaken die onlangs veel discussie teweeg brachten in, met name, de subjectiviteit van de social media-krochten en soms zelfs reikten tot het Journaal. Meestal vooraf gegaan door heuse demonstraties met spandoeken en offline geschreeuw in kapitalen, zoals: Zwarte Piet mag niet (meer) (want: racistisch), Kerstboom mag niet (meer) (want: kwetsend voor mensen die geloven in andere geloven dan het rooms katholieke geloof, geloof ik), blanke vla mag niet (meer) (want: racistische connotatie), jongens- en meisjeskleding mag niet (meer) (want: we groeien naar een genderneutrale samenleving toe dus roze is ook voor jongens, net als de glitters die op de hoorn van de unicornafbeelding op het universele blauw met roze streepjes geprinte shirtje zitten), heren/damestoilet mag niet (meer) (want: we groeien naar een genderneutrale samenleving toe en een pot is een pot, ongeacht of je daar nu voor staat of op zit). 
 
Het moge duidelijk zijn dat het niet bleef bij deze tweet. Een dag en negentien uur later was zijn ‘mag niet-tweet’ reeds 740 keer geretweet (leve de virtuele olievlek), 1317 keer geliket (leve het digitale saamhorigheidsgevoel) en hadden 165 mensen de moeite genomen om erop te reageren (leve de participatie), al dan niet met voorbeelden van wat er verder nog meer allemaal niet mag tegenwoordig, al dan niet voorzien van de nodige hilariteit en creativiteit. 
 

Spijkers op laag water

 
Het hoge ‘FOEI-gehalte’ in dit berichtje was blijkbaar voor velen de aanleiding geweest om hun sympathie te uiten en de herkenbaarheid van de inhoud te delen. Dat er tegenwoordig veel niet (meer) mag, werd in één oogopslag inzichtelijk. En alhoewel de FOEI-tweet hoogstwaarschijnlijk sarcastisch was bedoeld, was het een eye-opener voor iedereen die weleens, waar dan ook en met wie dan ook, het debat aangaat over onder andere bovengenoemde zaken. Want: wat zijn we toch een bestraffend volkje, dat overal spijkers op laag water zoekt en, veelal online, hoogoplopende discussies voert omtrent nieuwe ‘mag niet-thema’s’. En ergens waar luid ‘DAT MAG NIET’ wordt geroepen, daar zal onherroepelijk een tegenbeweging ontstaan die zich keert tegen datgene dat zogenaamd niet zou mogen. Iets wat zorgt voor nieuwe inzichten maar tevens ook voor opstandigheid, nonchalance en beperkingen.  
 

Waarden en normen

 
Dat iedereen in meer of mindere mate bekend is met de ‘FOEI-term’, komt voort uit de opvoeding en het onderwijs dat we hebben genoten. Als pasgeboren, nieuwe wereldburger sta je immers blanco en neutraal in het leven en moet alles worden afgetast, onderzocht en aangeleerd. Dat proces heet opgroeien. En dat gaat gepaard met veel vallen en weer net zo vaak opstaan. In de jongste levensfase zal een kind dagelijks met een grote regelmaat krijgen te horen dat iets niet geoorloofd is en dus ook moet worden afgeleerd: “FOEI, dat mag niet!” Door dit te blijven herhalen zal een kind waarden en normen leren en overnemen van zijn of haar ouders, om hiermee vervolgens de wereld op een passende manier te laten zien dat het bestaat en iets kan gaan bijdragen aan de maatschappij.
 
De regels die aangeleerd kunnen worden zijn deels wettelijk, cultureel of persoonlijk van aard en worden grotendeels ook onbewust door kopieergedrag overgenomen van de ouders. Tijdens de schoolloopbaan van een kind, eerst op de basisschool en daarna in het middelbaar onderwijs, zal de wereld van een kind vervolgens verder worden verrijkt. Ook daar heersen waarden en normen en zullen schoolregels en sociale contacten een kind verder vormen, in combinatie met de huiselijke opvoeding die een grote rol zal blijven spelen. 
 

Opvoeding op school

 
Als leraar sta ik bij de schoolse opvoeding van alle leerlingen, die onder mijn hoede mogen proeven aan het bedenken van concepten, het uitbeelden van deze ideeën in woord en beeld en het evalueren van deze processen, vaak ook voor bepaalde ad hoc beslissingen die een leerling al dan niet een bepaalde route doen inslaan. Afhankelijk van gedrag en inzet tijdens het vervaardigen van een opdracht, betrap ik mezelf nog regelmatig op functioneren vanuit de ‘FOEI-modus’. Hierbij moet onderscheid worden gemaakt tussen een noodzakelijke en pedagogisch ‘mag niet’ en een creatief beperkende ‘FOEI’. 
 
De pedagogische variant komt voort uit het etaleren van bepaald ongewenst en/of onveilig gedrag van leerlingen, waarbij de schoolregels en/of de veiligheidsregels in het gedrang kunnen komen. Het is dus in feite een verlengde versie van de huiselijke corrigeeractie, waarbij maar weer eens naar voren komt dat school en thuis niet los van elkaar kunnen worden gezien en dat samenwerken nodig is. Een onveilige werkhouding in een praktijklokaal hoort gecorrigeerd te worden. Veiligheid staat namelijk voorop. Ongewenst gedrag zal ook worden gecorrigeerd, al komt dit al meer in de buurt van een coachend gesprek om de leerling te laten inzien dat er ander gedrag gewenst is. Met creatieve beperkingen behoor je daarentegen als leraar soepel om te gaan en kun je opereren in een setting waar veel mogelijk is.
 

Creatieve beperkingen

 
Helaas is dat in veel gevallen nog not done. Het zijn met name de cognitieve langetermijndoelen en examenvoorschriften die een creatieve houding vaak in de weg kunnen staan en regelmatig een indirect en verlammend ‘FOEI’ laten horen. Het is hierbij jammer dat elke leerling moet voldoen aan de gestelde eisen die bijvoorbeeld een centraal schriftelijk examen van ze verlangt. Het is dan ook kwalijk dat tijdens het beantwoorden van (meerkeuze)vragen meestal maar één antwoord goed wordt geteld, dit terwijl er vaak andere manieren zijn die ook met een ander antwoord zijn op te lossen. Op een creatieve en niet voor de hand liggende manier dus. Het corrigeervoorschrift beslist in dat geval echter anders. Er wordt geen ruimte gegeven voor andere inzichten die wellicht op een creatievere manier ook goed kunnen zijn. Er volgt dan meestal een ‘mag niet’, in de vorm van een rode streep door het antwoord. Een ontwikkelingsonterende situatie, waarbij niet in het voordeel van de leerling wordt beslist, maar een autoritair gedrukt antwoord de doorslag geeft. Leerlingen moeten immers veelal voldoen aan de cognitieve eisen der eenheidsworst.  
 

Wat mag wél

 
Het moge duidelijk zijn dat men met veel ‘mag niet’s’ in een maatschappij onnodig weerstand zal blijven oproepen. Weerstand die creativiteit en denken in andere oplossingen en mogelijkheden de kop in zal drukken. Laten we dan ook vanaf nu proberen af te spreken dat wanneer mensen zich houden aan de wet en kunnen instaan voor hun eigen én andermans veiligheid, er veel mogelijkheden moeten kunnen zijn om te ontplooien als autonoom mens, in een tijd waarin tolerantie en creativiteit hoogtij horen te vieren. En waarin het positieve meer benoemd mag worden dan het negatieve. Misschien dat René Dercksen binnenkort dan wel een tweet wil wijden aan alles wat wél mag. Kijken wat er dan gebeurt. 
 
Pascal Cuijpers is leraar beeldende vorming en faalangstreductietrainer op een middelbare school. Tevens schrijft hij columns, opiniestukken en gedichten over het onderwijs, die regelmatig in diverse landelijke dagbladen, (onderwijs)magazines en op websites worden gepubliceerd. Daarnaast verscheen eerder zijn educatieve scheurbundel '200 Dagen School & Scheuren!' (2015) en de onderwijsbundels 'Leraren hebben meer vakantie dan mensen die werken' (2016) en 'Leraren zijn net echte mensen' (2017) bij uitgeverij Quirijn (www.uitgeverij-quirijn.nl). Pascal is te volgen via Twitter: www.twitter.com/pascalcuijpers. Kijk ook eens op zijn vernieuwde website: www.pcuijpers.nl.
 
© Nationale Onderwijsgids / Pascal Cuijpers