Daarmee wordt het Limburgs in navolging van het Nedersaksisch de tweede officiële streektaal. Vorig jaar oktober kwamen het Rijk en de provincies waar Nedersaksisch wordt gesproken (Drenthe, Friesland, Gelderland, Groningen en Overijssel) al overeen te ijveren voor het behoud en promotie van deze streektaal.
Provincietaal
In november vorig jaar sloot Ollongren een akkoord met de provincie Friesland voor het behoud en stimulering van het Fries, onder meer door het instellen van een leerstoel Friese taal en letteren aan de Rijkuniversiteit Groningen. Het Fries is een officiële taal en de Friezen hebben het recht om hun eigen taal te gebruiken. Die status krijgen het Nedersaksisch en het Limburgs niet.
Sinds 1998 is het Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden van kracht, waartoe in Nederland behalve het Fries, Nedersaksisch en Limburgs ook Jiddisch en Romani (de taal van de Roma) wordt gerekend.
Het ministerie wijst op het belang van het behoud van de talen als teken van identiteit. Uit onderzoek van I&O Research bleek deze week dat vooral Limburgers en Friezen eruit springen als het gaat om het thuis spreken van hun provincietaal. Ruim 30 procent van de Friezen en 45 procent van de Limburgers zegt dit thuis altijd te doen.
Peuterspeelzaal
Wel wordt het Limburgs steeds minder gesproken. Thuis is het veelal nog wel de eerste taal, maar vanaf de peuterspeelzaal worden de lessen in het Nederlands aangeboden. De provincie Limburg heeft daarom medio 2018 aangegeven het Limburgs meer te willen integreren in de dagelijkse routine van peuterspeelzalen. Ook is het de bedoeling dat er dialectlessen komen op basisscholen en in het voortgezet onderwijs, in de vorm van lesprogramma’s over bijvoorbeeld de oorsprong van het dialect en de verschillen tussen de Limburgse regio’s.
Door: Nationale Onderwijsgids