Vooral door de bevolkingskrimp in het noorden en het zuiden verliezen scholen duizenden leerlingen. In absolute aantal en relatief bij de grootste vier richtingen is de daling bij de katholieke scholen het sterkst: daar zijn 3600 leerlingen minder, dat is ongeveer achttien gemiddelde basisscholen.
In het katholieke onderwijs vallen de klappen vooral in Brabant, Limburg en Gelderland. Dat wordt een beetje gecompenseerd door winst in Noord- en Zuid-Holland.
De protestantse scholen zagen hun leerlingenaantal vooral dalen in Noord- en Zuid-Holland en Gelderland. Door de krimp in het confessioneel onderwijs groeit wel het aantal scholen waarin de verschillende zuilen samenwerken. Zowel de interconfessionele scholen en protestants/katholieke combinaties groeiden.
In het openbaar onderwijs viel de daling relatief mee, maar het marktaandeel van deze groep scholen kent al langer een beetje krimp per jaar. Tegenover een flinke terugloop in Groningen en Friesland, staat bijvoorbeeld winst in Brabant, Noord-Holland en Utrecht. Van de grote richtingen weet alleen het algemeen-bijzonder onderwijs meer leerlingen te trekken. In het afgelopen jaar 1,1 procent meer.
Bij de kleinere richtingen valt de daling bij de vrije scholen op, alweer 1,4 procent minder terwijl ook de voorgaande drie jaren de antroposofische scholen al in de min zaten. De islamitische scholen weten ondanks de kritiek op hun kwaliteit door het relatief grote aantal zeer zwakke scholen hun leerlingenbevolking te behouden.
Bron: Algemene Onderwijsbond