Het beeld dat leerlingen hebben van (natuur)wetenschap en techniek wordt al op jonge leeftijd gevormd. Het beïnvloedt hun keuze in het voortgezet onderwijs, de vervolgopleiding en uiteindelijk hun beroepskeuze. Het is daarom belangrijk om bètatalent al op jonge leeftijd te stimuleren en leerlingen enthousiast te maken voor wetenschap en techniek. Hierbij is een positieve, enthousiaste houding van leraren en leerlingen van groot belang.

Het Expertisecentrum Wetenschap & Techniek (EWT) heeft de afgelopen twee jaar veel gerealiseerd op het gebied van wetenschaps- en techniekonderwijs voor pabo's en basisscholen. Over deze ontwikkelingen gaat het boek Spiegelen en Stuiteren.

Het Expertisecentrum Wetenschap en Techniek is een samenwerkingsverband tussen verschillende (onderwijs)instellingen (Pabo HvA, Pabo INHolland, Hogeschool IPABO, Pabo Almere, AMSTEL Instituut UvA, Artis, Science center NEMO en het Regionaal Technocentrum Amsterdam). Het EWT is onderdeel van een landelijk netwerk voor Wetenschap en Techniekonderwijs op pabo en basisschool.

Inmiddels zijn er zijn in de regio Noord Holland ongeveer 700 leraren basisonderwijs geschoold in de didactiek van het EWT en wordt er onder leiding van een lector onderzoek gedaan naar (de effectiviteit van) W&T-didactiek. De artikelen in Spiegelen en Stuiteren gaan onder meer over de onderwijsactiviteiten die binnen het EWT zijn uitgevoerd, zoals onderzoek naar het gebruik van computers en sensoren, opleiden van studenten in opleidingsscholen, aanpassen van W&T-onderwijs aan onderwijsconcepten zoals Montessori, taalverwerving bij natuuronderzoek en videobegeleiding bij de nascholing.

Bij wetenschaps- en techniekonderwijs gaat het om meer dan het creëren van een positieve houding. Leerlingen verwerven een juiste onderzoekende houding, met nieuwsgierigheid, doorzettingsvermogen en respect voor bewijsmateriaal en kennis. Daarnaast moeten ze ook natuurwetenschappelijk onderzoek en technische ontwerpen kunnen uitvoeren en natuurwetenschappenlijke begrippen verwerken. Het gaat er dus niet alleen om dat kinderen meer over wetenschap en techniek willen weten en onderzoeken, maar ook om dat ze het daadwerkelijk kunnen doen.

Het boek richt zich op een breed publiek van mensen die betrokken zijn bij onderwijs: leraren basisonderwijs die zich verder ontwikkelen in wetenschap en techniek, onderwijsonderzoekers en onderwijsontwikkelaars, pabodocenten, schoolbesturen en directies en docenten bètaonderwijs in het voortgezet onderwijs.