Er is totaal geen sprake van overeenstemming tussen gemeenten in de manier waarop zij vaststellen welke kinderen tot de doelgroep voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE) horen, zo constateren de onderzoekers van de Radboud Universiteit. In de ene gemeente kan een peuter recht hebben op een VVE-plek, terwijl dit in de buurtgemeente niet het geval is. Gemeenten zijn vrij om te bepalen welke kinderen tot de doelgroep behoren. Het basiscriteria, de gewichtenregeling, wordt door de meeste gemeenten aangevuld met extra criteria. De gewichtenregeling houdt in dat een kind geen recht op VVE heeft als één van zijn of haar ouders twee jaar of langer een opleiding in het voortgezet of beroepsonderwijs heeft gevolgd op minimaal het niveau gemengde leerweg of theoretische leerweg. 

 

Er is echter geen een-op-eenrelatie tussen gewicht en taalachterstand, en daarom worstelen gemeenten met de vraag voor welke kinderen VVE bedoeld is. Het gevolg is dat er extra criteria gehanteerd worden. Zo wordt er bijvoorbeeld gekeken naar welke taal er thuis gesproken wordt, en of er een achterstand op het gebied van taal of sociaal-emotionele ontwikkeling door het consultatiebureau geconstateerd is. Het gevolg is dat een peuter in de ene gemeente wel VVE krijgt en de andere niet. 

 

Invoering van een lichte VVE-variant in alle klassen is de oplossing, zo vinden de onderzoekers. “Er kan dan worden gewerkt met een iets lichtere VVE-variant voor alle kinderen of in een gemengde groep. Deze aanpak werkt tegen segregatie. Bovendien kunnen zwakkere leerlingen van hun sterkere leeftijdsgenootjes leren.”