In Trouw van vrijdag 3 november wordt uitgebreid ingegaan op de ‘guerillaoorlog in rekenland’. De voorstanders van traditionele rekensommen winnen terrein, volgens het artikel. Daarmee zouden degenen die pleiten voor ‘realistisch rekenonderwijs’ in het ongelijk worden gesteld. Maar hoe vruchtbaar is dit beeld van een ‘oorlog’ tussen voor- en tegenstanders van een bepaalde rekendidactiek? Een ‘one size fits all’ aanpak lijkt niet meer van deze tijd. Sommige leerlingen zullen baat hebben bij ‘stampen’, andere leerlingen leren wellicht juist beter rekenen vanuit realistische contexten. Daarvoor is onderzoek nodig.
Het doel van het rekenonderwijs is dat leerlingen het rekenen goed beheersen. Dit is nodig om goed te functioneren in de maatschappij en op de arbeidsmarkt. In 2010 is de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen van kracht geworden. Sinds 2013-2014 worden leerlingen in het voortgezet onderwijs getoetst of zij over het juiste niveau en vaardigheid beschikken.
“Een ‘one size fits all’ aanpak lijkt niet meer van deze tijd.”
Bij veel reken- en wiskundemethodes is realistisch rekenen de basis van de didactiek. Rekenen waarbij de nadruk ligt op inzicht. Het doel is dat leerlingen (concrete) problemen en situaties kunnen oplossen met behulp van strategieën en inzichten. Het aantrekkelijke van realistisch rekenen voor de leerlingen is dat het aansluit bij de alledaagse situaties. Het ‘stampen’ van sommen werd bij deze benadering al snel als achterhaald beschouwd.
In het traditionele rekenonderwiis lag de nadruk op het oefenen van rekenregels en rekenprocedures, zonder dat de toepassing daarvan in levensechte situaties werd aangeleerd. Je zou kunnen zeggen dat beide benaderingen elkaar prima aanvullen: oefenen en stampen zolang het moet, toepassen en inbedden in realistische contexten zodra het kan. Dan ga je uit van een wederzijdse bevruchting van beide benaderingen in het ontwikkelen van de rekenvaardigheid. In de discussie gaat men steeds uit van een ontwikkeling van de rekenvaardigheid die voor alle leerlingen op dezelfde wijze lineair zou verlopen.
Zo stelt een van de grootste criticasters van het realistisch rekenonderwijs, Jan van de Craats, hoogleraar wiskunde en maatschappij aan de Universiteit van Amsterdam, dat inzicht niet aan rekenvaardigheid vooraf gaat maar eerder andersom: "Juist in het oefenen ontstaat geleidelijk het begrip." Hij hekelt ook het aanbieden van meerdere oplossingstrategieën. "Liever voor elke type rekenbewerking één beproeft, eenvoudig en altijd werkend rekenrecept dan een ratjetoe aan handigheidjes, foefjes, trucs en hap-snapmethodes," betoogt hij. [1]
“Leerlingen die zijn vastgelopen in het rekenonderwijs moeten soms eerst helemaal terug naar de basis van optellen en aftrekken.”
In het Trouwartikel vertelt remedial teacher Henk Steenwijk dat leerlingen die zijn vastgelopen in het rekenonderwijs soms eerst helemaal terug moeten naar de basis van optellen en aftrekken. Blijkbaar hadden de leerkrachten bij deze leerlingen niet gesignaleerd dat ze deze basale vaardigheden niet beheersen. Dan is er zeker iets misgegaan in het onderwijs aan deze leerlingen, maar dat hoeft niet met zich mee te brengen dat je helemaal terug zou moeten vallen op het traditionele stampen voor alle leerlingen.
Sommige leerlingen hebben het nodig dat ze extra oefenen op de deelaspecten die ze niet over onvoldoende beheersen. Wat misgegaan is in het onderwijs is een tijdige signalering van problemen en een diagnose van waar het bij individuele leerlingen aan schort. Dit terwijl scholen verplicht zijn de rekenontwikkeling van leerlingen te volgen met deugdelijke toetsen. Met andere woorden: de monitoring en het diagnostisch handelen heeft gefaald.
Het gaat niet om het maken van een keuze voor het traditionele of het realistische rekenonderwijs, beide zijn nodig om leerlingen te laten functioneren in het vervolgonderwijs en later in de maatschappij. De basis kan effectief gelegd worden met de traditionele rekendidactiek, zoals blijkt uit het boek ‘Effectief rekenonderwijs op de basisschool’ door Marcel Schmeier. Dat houdt niet in dat je met de toepassing in realistische contexten zou moeten wachten tot alles erin is gestampt. Het gaat om een mix van beide benaderingen die dankzij slimme ondersteunende software goed aansluiten bij de verschillende leerbehoeftes.
“Het gaat niet om het maken van een keuze voor het traditionele rekenonderwijs of het realistische rekenonderwijs.”
Naast de lesmethodes wordt er ook digitale ondersteuning geboden door nieuwe toetsvolgsystemen die de ontwikkeling van leerlingen in beeld brengen ten opzichte van de doorlopende leerlijnen van de referentieniveaus. In de 21ste eeuw is het belangrijk om naast het rekenonderwijs ook de volgtoetsen aan te laten sluiten bij de wetenschappelijke inzichten rondom het traditionele en realistische rekenen.
Bij Diatoetsen bieden we combitoetsen aan die op verschillende deelaspecten analyseren en inzicht geven voor handelingsgerichte diagnostiek. Met de Diatoetsen willen wij aansluiten bij de wetenschappelijke inzichten en doen daarom onderzoek. Scholen die mee willen doen aan pilotonderzoek nodigen we van harte uit om mee te doen met het ontwikkelings-onderzoek.
Auteurs: Lianne Maerman, toetsontwikkelaar rekenen, en dr. Hilde Hacquebord, directeur, Diataal BV
© Nationale Onderwijsgids / Diataal BV