‘Opnieuw minder leerlingen op vmbo’ kopte het AD onlangs op de voorpagina. Er kwamen dit schooljaar namelijk zo’n 2000 leerlingen minder in de derde klas van een vmbo-niveau terecht dan vorig schooljaar. Het onderzoek bleek aanleiding te zijn om nationaal via de media te delen. En terecht. Want elke blijk van waardering en aandacht is meegenomen, wanneer het gaat om deze niet-populaire middelbare onderwijsniveaus.
Mede met dank aan het vorige kabinet zitten we al jaren in een soort ‘vmbo-depressie’, waar we nu blijkbaar nog steeds mee kampen. De overdreven excelleerdrang van de vorige staatssecretaris van nnderwijs, Sander Dekker, heeft onder andere het imago van het vmbo geen goed gedaan. Waar hij halsstarrig bleef inzetten op het behalen van hoge (eindexamen)cijfers en het hypen van hoge opleidingen, zakte het vmbo verder weg in populariteit en aanzien. Excellente scholen werden bezocht en geprezen. Leerlingen met uitmuntende examenresultaten - op elk onderwijsniveau, dat dan weer wel - kregen bloemen en attenties, vergezeld van een handdruk en een grote glimlach van de staatssecretaris. Maar waar bleef de waardering voor degenen die hier (net) niet bij hoorden? Deze ‘elitaire erfenis’ is nu dus nog steeds zichtbaar én voelbaar.
Scholen willen hun leerlingen graag extra kansen geven in de vorm van huiswerkbegeleiding, het inzetten van tutoren, het verzorgen van gratis bijlessen en het aanbieden van faalangstreductietrainingen. Leerlingen willen intrinsiek graag voldoen aan de hoge eisen die de ouders vaak onbewust aan ze stellen en hierdoor, uit loyaliteit, vooral niet onderpresteren. De lat blijft dus hoog liggen, ook al is duidelijk dat de leerling er niet overheen kan maar er eerder aan onderdoor zal gaan. Commerciële bijlesinstanties varen wel bij deze geschetste problematiek. Hun nobele streven om leerlingen die extra begeleiding nodig hebben te ondersteunen, werkt echter vervolgens ook weer kansenongelijkheid in de hand.
Geluiden dat het vmbo ondergeschikt is aan het havo en/of vwo blijven hierdoor in stand. Geheel onterecht. Want waarom zou een vmbo-leerling minder zijn dan een hoger opgeleide leerling? Stel je eens voor dat de wereld slechts bevolkt zou zijn door hoogopgeleide mensen met mooie proefschriften en cum laude diploma’s. Buiten dat dit weinig variatie in onze samenleving zou opleveren, zouden we er al snel achter komen dat mensen met ‘gouden handjes’ - zoals vmbo-leerlingen vaak worden genoemd – gemist worden. Vakmensen, die een passie hebben voor bepaalde technieken en ambachten, zijn immers niet weg te denken uit onze samenleving. Realiseer je dat maar eens wanneer bijvoorbeeld je auto dienst weigert, de cv-ketel het begeven heeft in de winter of wanneer je naar een kapsalon gaat voor een nieuwe coupe.
Naast de toegevoegde en onmisbare waarde van het vmbo en haar leerlingen, moeten we ervoor waken dat deze neerwaartse spiraal niet verder wordt doorgezet. Laten we als docenten en als school voorkomen dat een vmbo’er zich onterecht de mindere voelt van een havo- of vwo leerling. Dat ze inzien dat de samenleving juist staat te popelen om goede vakmensen. En dat, mocht die intentie er zijn, ze na het behalen van het vmbo-diploma, in de meeste gevallen ook naar havo kunnen doorstromen. Of via het mbo naar een hbo-opleiding. Laten we dus recht doen aan deze grootste groep scholieren die ons land kent. Dat verdienen ze. En: u heeft ze immers, net als iedereen, vaak hard nodig!