Het Nationaal Adviesburo Buitenreclame heeft berekend dat ons land over zo’n 180.000 vierkante meter aan buitenreclame beschikt. Dat schreef Martine Kamsma in een artikel in NRC Next omtrent het belang van straatreclames. Het betreft hier grote, maar bovenal schreeuwend lelijke, reclameborden (abri’s) die ons in deze materialistische samenleving moeten verleiden om over te gaan tot de aanschaf van de aangeprezen producten. Het schijnt ook nog eens zo te zijn, dat de exploitanten van deze lichtgevende buitenreclames verplicht zijn om de borden gevuld te houden. Ter voorkoming van witte, lege borden, die blijkbaar meer vandalisme zouden oproepen dan wanneer ze gevuld zijn én uiteraard om het mislopen van reclame-inkomsten te beperken.
Het begrip ‘leegte’ is een betrekkelijk begrip, afhankelijk van de context waarin men deze term gebruikt. Het witte ‘niets’ - in de vorm van lege abri’s - inzetten om een bepaalde boodschap over te brengen en zodoende meer oog te krijgen voor de veeleisende wereld om ons heen, was voor marketingmanager en fotograaf Koen Verjans aanleiding om een bijzonder fotoproject te maken. Hij maakte foto’s van landschappen waarin een prominente plek was weggelegd voor zo’n reclamebord. Het werd hem al snel duidelijk dat wanneer je deze lichtreclames vervangt door een steriel ogend wit vlak, dit een bijzondere uitwerking heeft op de omgeving en het reclamebord zelf. Het witte vlak geeft namelijk meer dimensie en urgentie aan de foto, doordat het in contrast staat met de drukke omgevingsfactoren die we vaak voor lief nemen of waar we in een zelfde tempo aan voorbij gaan.
De Duitse architect Ludwig Mies van der Rohe had reeds aan het begin van de vorige eeuw het ‘less is more’-principe als adagium uitgesproken. Een wijze raad, die nog steeds door veel kunstenaars, architecten en schrijvers wordt gehanteerd. De bekende uitspraak van van der Rohe en het fotoproject van Koen Verjans zijn beide, en versterkend in combinatie met elkaar, een prachtige metafoor, waar we momenteel ook in het onderwijs zo’n behoefte aan hebben.
Jarenlang zijn we namelijk opgezadeld geweest met ministers en staatssecretarissen van Onderwijs die geen enkele binding hadden en/of zochten met de mensen die hun ideeën moesten uitvoeren: de leraren. Of zichtbaar waren op de plaats waar het uiteindelijk allemaal moest gebeuren: voor de klas. Keer op keer werden onnodige en ondoordachte beslissingen genomen en doorgevoerd (o.a. rekentoets en eindtoets) om deze later weer te herzien. Bureaucratisch genomen plannen, zogenaamd ‘van, voor en door’ de leraren, werden onbeholpen en onvoldoende onderbouwd op het bordje van de leraren gelegd, inclusief dreigementen bij het niet opvolgen van de regels (Lerarenregister). Er werden salarissen bevroren en er zijn stakingen nodig om de beleidsmakers ervan te doordringen dat goed onderwijs steeds meer een kwestie is van (meer) geld. Passend onderwijs werd ad hoc ingevoerd in het kader van ‘samen leren’, iets wat uiteindelijk neerkomt op ‘samen bezuinigen’ en waarvan reeds vele uitvallers het kwalijke gevolg zijn. Het mag duidelijk zijn dat een en ander zijn weerslag heeft op de animo van jonge mensen om het prachtige vak van leraar uit te gaan oefenen. Iets wat onherroepelijk zal gaan leiden tot een dramatisch lerarentekort. En dan?
Wat zou het dan ook mooi zijn, wanneer tijdens deze nieuwe regeringsperiode de minister en staatssecretaris van Onderwijs een pas op de plaats zouden maken en zouden inzetten op het ‘less is more’- principe. Dat ze enkel oog zouden hebben voor het optimaliseren, aanpassen en verbeteren van bovenstaande feiten, zonder dat er wederom een berg aan nieuwigheden richting de scholen wordt geschoven. Dat ze leraren weer de kans geven om zichzelf te hervinden en door middel van het gesprek aan te gaan op een positieve manier aandacht weten te genereren voor zaken die er écht toe doen. Dat ze nu alvast investeren in de toekomst door het aanbieden van een breed gedragen, stabiele basis in plaats van deze verder af te breken. En dat ze ons, de leraren, allemaal een ‘wit vlak’ van rust gunnen, in een onderwijslandschap dat momenteel bol staat van de hectiek, waarin elke leraar niets liever wil dan het verzorgen van goed onderwijs onder gezonde omstandigheden voor elke leerling. Juist dát is goede reclame voor een van de fundamenteelste beroepen ter wereld! Dit zal helpen om het aanzien van het onderwijs op te krikken en jonge mensen motiveren om op termijn de aanstormende tekorten op te vangen. Het is slechts een kwestie van durven om geen angst te hebben voor de ‘leegte’. Enkel dat zal de juiste motivatie zijn om het onderwijs weer in het licht te zetten en de urgentie te geven die het nu nodig heeft.