We vinden het allemaal belangrijk dat we leerlingen voorbereiden op de toekomst; voorbereiden op democratie en diversiteit. We willen immers allemaal dat leerlingen slagen in hun leven. Opinieartikel na opinieartikel wordt volgeschreven over hoe dat ingevuld zou moeten worden. Hetgeen vaak in dezelfde adem genoemd wordt: “het gesprek aangaan”. Maar wat betekent dit in de praktijk en is dat voldoende voor het stimuleren van actief burgerschap en sociale cohesie?
NOG
Laten we de passiviteit doorbreken in het klassengesprek
-In 2013 deed ik onderzoek naar het gebruik van debat binnen het vmbo ten behoeve van burgerschapsvorming. De rapportage opende met een citaat van Rob Wijnberg uit zijn pamflet Boeiuh: het stille protest van de jeugd (2007).
“Aan de ene kant neigt men sneller naar een eigen mening (door het simpel eens of oneens te zijn met Maurice de Hond) en aan de andere kant hangt men naar meningsloosheid, overvoerd als men is door de opgedrongen opinie van alledag. Beide effecten zijn zichtbaar bij de jeugd, die ofwel onbezonnen meedeint met de golven van het publieke debat ofwel zijn schouders ophaalt en het debat bewust aan zich voorbij laat gaan. Zowel de ene als de andere methode kenmerkt zich door passiviteit, doordat werkelijke overdenking of persoonlijke reflectie volledig afwezig zijn.”
Vandaag de dag staan burgerschapsvorming en het gesprek over controversiële thema’s in de klas weer in de volle aandacht. De vragen die ik elf jaar na de publicatie van Wijnberg centraal zou willen stellen is: Hebben we de passiviteit al doorbroken? Kunnen we de werkelijke overdenking en persoonlijke reflectie stimuleren in het onderwijs?
Veel leraren zullen het volgende herkennen: je introduceert een (gevoelig) thema en werpt een stelling de klas in. Bijvoorbeeld over het Israël-Palestina debat. Als je geluk hebt, zijn er een aantal leerlingen die met een standpunt komen, vaak slecht onderbouwd en weinig genuanceerd. De grote groep heeft geen mening, ‘weet het echt niet mevrouw’ of ‘ach, het is zo ver weg, boeiend’. Vervolgens werk je (noodgedwongen) verder op de weinig onderbouwde, weinig genuanceerde standpunten. Deze komen centraal te staan. Je brengt nuance aan of biedt een ander perspectief om de leerlingen die het standpunt inbrachten te laten overwegen. Je bent vooral zelf aan het werk. Een handjevol leerlingen reageert op wat jij inbrengt en de andere leerlingen luisteren. Aan het eind activeer je de laatste groep: Wat vinden ze nu aan het eind van de les? Welke kant kiezen ze?
Hebben we de passiviteit nu doorbroken? Nee! Maar dat komt niet door de vaak tomeloze inzet van de leraar. Wat we onbedoeld doen, is juist creëren wat we niet willen: tweestrijd, polarisatie, vechtersbazen. Terwijl we verbinding willen in de samenleving; respect en samen zoeken naar oplossingen. Werkelijke doordenking of persoonlijke reflectie bereiken we niet.
Waar ik in 2013 pleitte voor het toelaten van meer strijd en het belang van constructieve frictie, zie ik in het huidige debat de noodzaak om een ander onderbelicht standpunt weer nieuw leven in te blazen: het belang van samen onderzoeken en rust inbouwen voor reflectie. Er is te weinig stilte en ruimte voor de ‘Instagram-generatie’, zoals een leraar het laatst noemde. Kunnen wij dat in het onderwijs wel bieden, of willen wij mee met snelle, hippe, prikkelende methodes? Met een prikkelende, provocerende stelling kunnen we de discussie wel op gang brengen en leerlingen tot een mening uitdagen. Maar daarmee bereiken we geen kritische overdenking, persoonlijke reflectie of onderbouwde standpunten.
Rust, reflectietechnieken, meditatie, … dat stuit op weerstand in onze snelle samenleving. Toch zou het jongeren veel kunnen brengen. Want in de diverse, democratische samenleving gaat het niet om schreeuwen wat je vindt. Het zou niet zo moeten zijn dat we jeugd leren dat als je hard roept, je de meeste aandacht krijgt en waarschijnlijk je zin. We zouden moeten leren om gezamenlijk te onderzoeken wat de verschillende perspectieven zijn en gezamenlijk naar een win-win situatie te zoeken. Naar goed Nederlands gebruik: te “polderen”.
Om die vaardigheden te trainen, zal het klassengesprek meer moeten zijn dan een uitwisseling van persoonlijke standpunten. Het vraagt aandacht voor de actieve ontvangende positie. Luisteren, vragen stellen, onderzoeken en reflecteren. Wat zegt iemand nu eigenlijk? Welke betrokkenheid ligt daar achter? Wat vinden mensen die deze mening hebben belangrijk? In plaats van te focussen op de wijze waarop ze hun mening uiten moet er juist aandacht zijn voor de oorsprong van die opvatting. Welke zorg, angst of behoefte ligt achter deze mening? In de training ‘Van Zij naar Wij’ noemen we dat begrenzen en uitnodigen. Begrenzen van de ongewenste uitingsvorm, maar uitnodigen samen te onderzoeken wat er achter ligt. Daar ligt de verbinding.
Laten we een controversieel thema uitdiepen door samen te onderzoeken: Welke standpunten zijn er? Om welke waarden en principes gaat het? Dan zetten we de ‘ik’ niet langer centraal, maar werken we vanuit een ‘wij’. Dit creëert gelijk depolarisatie, sociale veiligheid en ruimte voor reflectie. Depolarisatie, omdat er geen kampen ontstaan, maar je vanuit een middenpositie het veld aan standpunten gezamenlijk bekijkt. Sociale veiligheid, omdat de persoonlijke mening niet langer centraal staat. Ruimte voor reflectie, omdat het de leerlingen in hun eigen hoofd tijd geeft de complexiteit aan standpunten, principes en waarden te overzien alvorens een mening te moeten verkondigen.
Het doel is dus niet het gesprek aangaan of de discussie op gang brengen. Dit is slechts het middel dat wordt ingezet voor een hogere bedoeling: maatschappelijke spanningen vermijden, verbinding ontwikkelen, werken aan cultuur van verdraagzaamheid en werken aan een democratische grondhouding die nodig is voor de samenleving en de diversiteit daarbinnen. Zo werken we aan de competenties en waarden die in de opdracht ‘actief burgerschap en sociale cohesie’ besloten liggen.
In het programma ‘Van Zij naar Wij’ dat we namens de Rijksoverheid aanbieden zitten deze aandachtspunten. Want het vraagt een kritische reflectie op wat we in het onderwijs doen en wat we willen bereiken en de afstemming tussen de twee.
Fleur Nollet houdt zich als adviseur bij Stichting School & Veiligheid dagelijks bezig met sociale veiligheid in het onderwijs: van beleid tot praktijk. Daar waar allerlei mensen samen komen en leren en ontwikkelen, dáár gebeurt wat. Van iedereen wordt verwacht dat ze kunnen communiceren en omgaan met anderen, die anders zijn dan zij zelf uit huis gewend zijn. Dit vraagt ontwikkeling; het levert prachtige momenten op, en soms spanningen.
© Nationale Onderwijsgids / Stichting School & Veiligheid / Fleur Nollet