Normal_14004792640108_1

(Novum) - Het aandeel flexwerkers op de Nederlandse arbeidsmarkt neemt de komende zes jaar sneller toe. In 2020 heeft drie op de tien werkenden op de Nederlandse arbeidsmarkt een flexibel contract, zoals een uitzendcontract of een tijdelijke aanstelling. Vorig jaar was dat nog een kwart, in 2007 een vijfde. Dat voorspelt TNO in een onderzoek, waarover Het Financieele Dagblad maandag schrijft.

In nagenoeg alle sectoren daalde het aantal vaste contracten sinds 2007. Vooral in de zorg en bij banken en verzekeraars neemt het aandeel flexwerkers toe. In de horeca werkt zestig procent van de werknemers nu al op flexibele basis. De vervoerssector is een uitzondering op de trend, blijkt uit het onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van uitzendkoepel ABU.

In de cijfers zijn ook de werknemers met een tijdelijk contract als flexwerker aangeduid. Dat aandeel nam tussen 2007 en 2013 toe van 11,8 naar 13,2 procent, terwijl het aandeel vaste contracten afnam van 80,2 naar 74,2 procent.

De crisis zorgde ervoor dat de flexibilisering versnelde, maar volgens de onderzoekers zijn er meer oorzaken. Ook bij bedrijven die winst maken daalt namelijk het aantal vaste contracten. "Werkgevers voelen de druk om verder te specialiseren, en te focussen op de kern. Pieken en dalen zijn lastiger te voorspellen in het grillige economische klimaat. Werk krijgt meer een on-demandkarakter", aldus directeur arbeid en innovatie bij TNO Paulien Bongers in het FD.

De doorzettende trend roept problemen op doordat flexwerkers vaak geen pensioen opbouwen en geen hypotheek kunnen krijgen omdat ze geen vast contract hebben. "Een steeds groter deel van de beroepsbevolking gaat flexibel werken, en dat is een oproep aan de polder en de politiek om na te denken hoe je de sociale voorzieningen treft die passen bij de nieuwe arbeidsmarkt", aldus directeur van ABU Jurriën Koops in de zakenkrant.