NOG Werken in het primair onderwijs
Om leraar te kunnen worden in het basisonderwijs is een opleiding aan de pabo vereist. De pabo is een vierjarige hbo-opleiding en vereist als vooropleiding een havo-, vwo- of mbo-diploma (niveau 4). Aan de pabo krijgt men les in het overdragen van kennis aan leerlingen, volgt men stages en er worden algemene vakken als taal en rekenen gegeven. Op deze manier worden leraren voorbereid op het werkveld.
Het (basis)onderwijs kent ook functies voor onderwijsondersteunend personeel (OOP). Dit is personeel dat de docent ondersteunt. Het onderwijsondersteunend personeel in het primair onderwijs zijn vaak lerarenondersteuners, klassenassistenten (speciaal onderwijs) en onderwijsassistenten. Ook kent het basisonderwijs niet-onderwijsgevende personeelsleden, denk daarbij aan lopogedisten of conciërges. Om een onderwijsondersteuner te worden, is een van de volgende opleidingen vereist:
Klassenassistent: mbo-opleiding sociaal pedagogisch werk niveau 3, afstudeerrichting klassenassistent.
Onderwijsassistent: mbo-opleiding onderwijsassistenten niveau 3 of 4 aan een regionale opleidingscentrum (roc). Via niveau 4 kan de student doorstromen naar het hbo.
Technisch onderwijsassistent: mbo-opleiding laboratoriumtechniek niveau 4, afstudeerrichting technisch onderwijsassistent.
Lerarenondersteuner: Associate degree: sommige tweedegraads hbo-lerarenopleidingen bieden ook een tweejarige studie Associate degree aan. Daarmee kunnen studenten als lerarenondersteuner aan de slag of doorstromen naar een hbo-lerarenopleiding.