Minister Bussemaker van Onderwijs maakt het voor universiteiten en hogescholen makkelijker om in het buitenland actief te worden. De Kamer bespreekt de wenselijkheid van en voorwaarden voor internationalisering van het hoger onderwijs. Dit meldt de Tweede Kamer.
Internationalisering van het hoger onderwijs is cruciaal voor het verwerven van kennis, vaardigheden en beroepscompetenties, vindt Bussemaker, en bovendien zeer waardevol voor de persoonlijke ontwikkeling en identiteitsvorming van studenten. Een belangrijk punt in haar wetsvoorstel is dat het makkelijker wordt voor Nederlandse universiteiten en hogescholen om in het buitenland onderwijs aan te bieden.
Internationalisering van het onderwijs is positief, vinden Asante (PvdA) en Rog (CDA), maar er moeten wel strikte wettelijke eisen worden gesteld aan onderwijsinstellingen die buitenlandse vestigingen willen oprichten. Van Meenen (D66) vraagt aandacht voor de rechten van studenten, personeelsleden en interne toezichtsorganen. Het is belangrijk om te voorkomen dat initiatieven voor transnationaal onderwijs negatieve gevolgen hebben, zegt Bussemaker. Daarom is het volgens haar goed dat de minister altijd toestemming moet geven.
Leidt de mogelijkheid voor universiteiten en hogescholen om vestigingen in het buitenland te starten niet tot het vermengen van publiek en privaat geld? Grashoff (GroenLinks) maakt zich daar zorgen over en krijgt daarvoor bijval van Beertema en Siderius (SP). Als een universiteit of hogeschool kennis te gelde maakt met een buitenlandse vestiging, zou eventuele winst (deels) moeten terugvloeien naar de Nederlandse onderwijsinstelling. Asante en Rog willen dit in de wet vastleggen.
De Kamer stemt op 23 februari over het wetsvoorstel en de ingediende moties.