Ondanks de toenemende aandacht voor de problematiek, is het aantal vrouwelijk hoogleraren in Nederland nog steeds erg laag. Op de Europese ranking van 2015 scoren alleen Litouwen, Tsjechië en Cyprus slechter. De resultaten van de meest recente Monitor Vrouwelijke Hoogleraren zorgde bij het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH) voor teleurstelling. Voorzitter en hoogleraar Levenswetenschappen Ingrid Molema: “Sollicitatiecommissies zijn vrouwen niet goed gezind.”
In Nederland is slechts 18 procent van de hoogleraren vrouw, een stijging van 0,9 procent ten opzichte van een jaar eerder. U bent teleurgesteld over die geringe toename.
“En weet je waarom? Er wordt enorm veel werk verricht door verschillende belanghebbenden om de versnelde groei in het aantal vrouwelijke hoogleraren te realiseren. Alle betrokkenen vinden dit probleem urgenter dan ooit, terwijl het in de jaren hiervoor ook al urgent was. Ondanks al dit werk blijft de versnelde groei uit.”
Gaan we in de komende jaren weer een stijging van ongeveer 1 procent per jaar zien?
“Ik werk bij de RUG en daar zijn we in 2003 met Rosalind Franklin fellowships gestart. Dit programma houdt in dat zeer gekwalificeerde vrouwen in een zware competitie meedingen voor een aantal fellowships. Ze starten aan het begin van de academische carrièretrap en hebben ongeveer tien jaar de tijd voordat ze hoogleraar zijn. Het programma heeft vervolg gekregen op andere universiteiten. Ik verwacht dat we hier binnen enkele jaren de vruchten van gaan plukken wat zich zal uiten in een snellere jaarlijkse stijging in het percentage vrouwelijke hoogleraren.”
Wat zijn de belangrijkste oorzaken van het lage aantal vrouwen in wetenschappelijke functies?
“Als jonge vrouwen in Nederland een gezin starten, zijn zij vaak degene die minder gaan werken. Een andere oorzaak is de manier waarop Nederlandse universiteiten werken. De nadruk wordt gelegd op onderzoek doen en publiceren. Vrouwen vinden dat leuk, maar ook lesgeven is bij hen populair. Bij mannen heerst er vaker het idee dat je alleen maar een topper kunt zijn als je de beste wetenschapper bent met de meeste output. Het docentenbestaan wordt daarin niet meegewogen. (Jonge) vrouwen willen wellicht niet in zo’n omgeving werken en vinden breder academisch werk leuker, aantrekkelijker en belangrijker.”
Ligt de oorzaak ook bij vooringenomenheid van sollicitatiecommissies?
“De sollicitatiecommissies zijn vrouwen niet altijd goed gezind. Bij het zoeken naar nieuwe collega’s is er vaak een intrinsieke bias naar mannen. Vrouwen worden daarmee buitengesloten van de selectieprocedure. Sinds de jaren 70 zijn vrouwen massaler gaan studeren. In de jaren 90 was de verhouding mannelijke - vrouwelijke studenten al fifty-fifty. De historie kan dus wel uitleggen waarom de universiteiten een mannenbolwerk zijn. Een cultuurverandering heeft tijd nodig, maar we moeten er ook over met elkaar in discussie gaan, én blijven. Mannen zullen de consequenties voelen van een cultuurverandering. Ik spreek geregeld een mannelijke collega die zegt ‘ook oneerlijk behandeld te worden’. Als ook mannen dat aangeven, is het probleem van niet professioneel met elkaar omgaan nog groter dan ik had gedacht.”
Bent u blij dat de minister van Onderwijs, Jet Bussemaker, een vrouw is?
“Dat vind ik een moeilijke vraag. Belangrijk is dat iemand op zo’n belangrijke positie weet dat een universiteit midden in de maatschappij staat en een afspiegeling van de maatschappij hoort te zijn, inclusief de genderopbouw van bestuur en staf .”
Minister Bussemaker wil dat er in 2017 minstens honderd extra vrouwelijke hoogleraren worden aangesteld omdat het dan honderd jaar geleden is dat de eerste vrouwelijke hoogleraar werd benoemd. Mannelijke kandidaten zouden hier boos om kunnen worden.
“Ik vind boosheid een uiting van onmacht. Wij hebben hooggekwalificeerde stafleden nodig, dat is waar het om gaat. Mannen en vrouwen zijn even slim, en zo lang er genderongelijkheid is, blijft het niveau van de universiteit achter. Vrouwen hebben andere competenties en vullen de mannen aan, en vice versa. Met een fifty-fifty verhouding gaat het niveau van de universiteit omhoog.”
Vindt u dat universiteiten financieel gekort moeten worden als zij niet tot een bepaald aantal vrouwelijke hoogleraren komen?
“Daar is veel discussie over. De eisen die worden gesteld aan de universiteit worden steeds zwaarder, dus er is simpelweg de noodzaak om een grote groep slimme vrouwen te omarmen. Een van de dingen die de Monitor 2016 nog niet laat zien, is de disbalans per faculteit. Daarnaast, de technische universiteiten hebben mogelijk met hun vele mannelijke studenten problemen om vrouwelijke hoogleraren te selecteren. Deze onderwijsinstellingen zullen mogelijk niet snel tot een fifty-fifty verhouding komen. Je moet niet het onmogelijke van een universiteit verwachten.”
Nederland scoort Europees gezien slecht. Wat kan Nederland van andere landen leren?
“Heel veel. In Scandinavië en België is kinderopvang goed geregeld. Daar is de zorg voor kinderen geen issue. Daarnaast blijkt dat de sociale druk op schoolpleinen daar minder is. In Nederland hoor je: als je je kind niet van school ophaalt, ben je een slechte moeder. Ik vind bovendien dat beter rekening moet worden gehouden met jonge gezinnen. In de tijd dat ze kinderen krijgen is het beter minder van je stafleden te verlangen. Geef bijvoorbeeld iemand zeven in plaats van vijf jaar de tijd om de benodigde stappen op de carrièreladder te maken als zij, of hij, intensieve zorgtaken heeft.”
“Daarnaast denk ik dat we kunnen leren van de situatie in Duitsland. Daar zit een onafhankelijk persoon bij het hele zoek- en selectieproces voor een nieuw staflid. Deze persoon, die betaald wordt door de overheid, kijkt of er geen bias is tegen welk geslacht dan ook.”
Zou u dit graag in Nederland willen zien?
“Ja, maar wellicht op een iets andere manier uitgevoerd. Ik denk dat wij in Nederland slim genoeg zijn om HR-afdelingen objectieve protocollen te laten ontwikkelen die wanneer opgevolgd ertoe leiden dat het als onacceptabel wordt beschouwd als alleen mannen solliciteren, of wanneer er mannen en vrouwen solliciteren, er alleen mannen worden uitgenodigd voor een gesprek.”
Is er namens het LNVH veel contact met universiteiten?
“Wij gaan ieder jaar bij universiteiten langs. Ik zie dat vooral als relatiebeheer. Vijftien jaar geleden, bij de oprichting van het LNVH, wilde niet iedere universiteit ons binnenlaten. Anno nu hebben we veel aan elkaar. Er zijn bijvoorbeeld problemen met de Wet werk en zekerheid. Vreselijk onhandig voor vrouwen in hun eerste fase na promotie. Wij helpen mee om te lobby’en zodat de wet, of de toepassing ervan, hopelijk wordt aangepast.”
Het onverklaarbare inkomensverschil tussen mannen en vrouwen in de wetenschap is gemiddeld 53 euro bruto per maand. Bent u daarvan geschrokken?
“Ik schrik niet zo snel. Maar als vrouwen en mannen hetzelfde werk doen en de leeftijd en ervaring is ook gelijk, dan moet daar hetzelfde salaris tegenover staan. Ik verdien 160 euro minder dan een mannelijk collega en ik kan niet verzinnen waarom dat zo is. Het slaat nergens op.”
Zijn mannen betere onderhandelaars?
“Het lijkt wel alsof een HR-manager of andere onderhandelaar aan de tafel, zoals het hoofd van een afdeling, tot andere conclusies komt als een man onderhandelt dan wanneer een vrouw dat doet. Vrouwen krijgen dan minder vaak gelijk. Ik heb ook eens onderhandeld over mijn salaris toen ik tijdelijk hoofd van een middelgrote sectie werd. Dat was interessant, want ik moest ongelooflijk hard werken om meer betaald te krijgen. Ik vroeg me later af: moet een man ook 45 minuten praten om zo’n salarisverhoging te krijgen?”
Het LNVH bestaat vooral uit vrouwen. Zou het voor LNVH niet zinvol zijn als een man namens jullie voor meer vrouwelijke hoogleraren pleit?
“Wij hebben de meest invloedrijke mensen van universiteiten, over het algemeen mannen, gevraagd of zij ambassadeur willen worden van het netwerk. Wij vragen hen ervoor te zorgen dat er in selectieprocedures geen onbewuste bias is richting de man. Dat pas niet meer in 2017. We vragen ze ook om ook vrouwen naar voren te schuiven bij bijvoorbeeld vrijgekomen bestuurlijke functies. Wij hopen in januari bekend te maken wie de ambassadeurs worden.”
© Nationale Onderwijsgids / Frank Molema (interviewer en geïnterviewde zijn geen familie)