De Nederlandse kinderopvang lijdt onder de druk van regels en tegengestelde verwachtingen. Het wordt tijd voor een lange termijnvisie van de overheid op de rol van kinderopvangorganisaties. De sector zelf moet zich beter positioneren als opvoedkundige instantie met meerwaarde voor ouder en kind. Dat adviseert onderzoekster Aafke Raaijmakers in haar promotieonderzoek van de Nederlandse kinderopvang.
Bestuurders van kinderopvangorganisaties laveren voortdurend tussen de verwachtingen van hun werknemers, kinderen, ouders en verschillende overheidsinstanties. ‘De kinderopvang is een heel gevoelige sector, omdat kinderen nu eenmaal van onschatbare waarde zijn’, zegt onderzoekster Aafke Raaijmakers. ‘Er zijn grote meningen over opvoeden en hoe dingen horen te gaan. Is een boom een uitdagend element op het speelterrein, of gevaarlijk, omdat kinderen die erin klimmen, kunnen vallen?’
Raaijmakers onderzocht de reacties van bestuurders op botsende eisen van belanghebbenden bij de kinderopvang. Dat de kinderopvang in Nederland een moreel strijdtoneel bij uitstek is, heeft volgens haar ook te maken met de ontstaansgeschiedenis van de sector. Tot aan de jaren tachtig werd de opvang hoofdzakelijk gezien als een noodvoorziening voor alleenstaande moeders. Opvoeden, zo was de opvatting, behoren vrouwen zelf te doen. Pas toen de welvaartsstaat te duur dreigde te worden, werden vrouwen opgeroepen deel te gaan nemen aan de arbeidsmarkt. Raaijmakers: ‘De kinderopvang werd een arbeidsmarktinstrument, een middel om de verzorgingsstaat betaalbaar te houden.’
Hekjes en punaises
Na elk negatief incident, zoals de Amsterdamse zedenzaak, volgt massale aandacht voor de hele sector. De extra regels waartoe zulke incidenten leiden, maken het besturen van een opvangorganisatie een hachelijke onderneming. “Soms moeten hekjes linksom draaien van de brandweer, maar rechtsom van de GGD”, vertelt Raaijmakers. ‘Een bestuurder zei tegen me: “We zijn meer bezig met het verplaatsen van punaises, dan met wezenlijke dingen.’
Om de kinderopvang minder complex te maken, zou de Nederlandse overheid volgens Raaijmakers een eenduidig lange termijnbeleid moeten ontwikkelen. ‘Hoe willen we kinderen in Nederland opvoeden, begeleiden en onderwijzen? Welke rol moet de formele kinderopvang daarbij spelen? In Scandinavische landen hebben overheden daar een heel duidelijke visie op. In Nederland bestaat er nog altijd een heel beperkte visie op de opvang als een instrument voor arbeidsinstroom. Bovendien moet er meer aandacht komen voor de praktische toepasbaarheid en het nut van regels.’
Meerwaarde kinderopvang
Ook binnen de sector zelf is een mentaliteitsverandering nodig, betoogt Raaijmakers. ‘Organisaties zouden zich zodanig moeten positioneren, dat ze minder afhankelijk worden van de overheid. Dat kan door zich los te maken van hun eenzijdige rol als arbeidsmarktinstrument.’ Die rol kwam ze in de jaren negentig goed uit, omdat ze zo snel konden groeien. Daardoor zijn ze wellicht blind geworden voor de bredere rol die ze kunnen spelen.’ Als partner in de opvoeding draagt de kinderopvang bij aan de ontwikkelingskansen van kinderen, zowel op cognitief als sociaal-emotioneel vlak.
Aafke Raaijmakers (1985, Udenhout) deed de onderzoeksmaster in Organization Studies aan de Universiteit van Tilburg. Na het afronden van haar master bleef zij als promovenda aan het departement Organisatiewetenschappen verbonden. Sinds 1 september 2012 werkt zij als universitair docent aan de Nijmegen school of Management van de Radboud Universiteit.
© Nationale Onderwijsgids