Uit een eerste tussenmeting van de banenafspraak blijkt dat werkgevers al meer mensen met een arbeidsbeperking aan de slag hebben geholpen dan was geraamd. Uit de eerste cijfers blijkt dat er tot eind vorig jaar al 9.224 extra banen zijn bijgekomen in de marktsector en 1.508 bij de sector overheid. Dat meldt de Rijksoverheid.
Werkgevers in de marktsector lopen daarmee ruim voor op schema. Werkgevers bij de overheid moeten aan het eind van dit jaar 3.000 extra banen gerealiseerd hebben. Zij waren bij de tussenmeting van eind vorig jaar dus halverwege het gestelde doel dat eind 2015 moet zijn bereikt.
Het kabinet heeft met de sociale partners afgesproken dat er tussen nu en 2026 in totaal 100.000 extra banen beschikbaar moeten komen voor mensen die vanwege een arbeidsbeperking niet in staat zijn om het wettelijk minimum loon te verdienen. Daar bovenop moet de overheid als werkgever voor 2025 in totaal ook nog eens 25.000 extra banen voor deze doelgroep leveren. Vanuit de Participatiewet, die op 1 januari in werking is getreden, zijn ondersteunende maatregelen beschikbaar als loonkostensubsidie, jobcoaches en aanpassingen op de werkvloer als dat nodig is.
Wat in de eerste meting verder opvalt is dat ongeveer tweederde van alle extra banen via zogenoemde ‘inleenverbanden’ tot stand zijn gekomen. Het gaat dan met name om mensen die vanuit een sociaal werkbedrijf (sw) worden gedetacheerd voor werkzaamheden bij een regulier bedrijf. Deze extra detacheringen zijn voor een groot deel ingevuld door mensen die op de wachtlijst stonden voor een plek bij een sw-bedrijf. Op basis van de tussenmeting lijkt het erop dat gemeenten en sociale partners mensen met een plek op de wachtlijst en Wajongers inderdaad, zoals afgesproken, met voorrang op de extra banen hebben geplaatst. De komende jaren zal het aantal extra banen ten opzichte van de eerste ‘aanloopjaren’ verder toenemen.
© Nationale Onderwijsgids