Nederlandse universiteiten zijn verheugd dat open access tot wetenschappelijke publicaties de expliciete steun en aandacht heeft van de Nederlandse regering. Universiteiten zijn het ermee eens dat de zogenoemde ‘gouden route’, die staatssecretaris Dekker wil bewandelen, uiteindelijk de meest toekomstvaste is. Tegelijkertijd wijzen de instellingen in een brief aan de bewindspersoon op het gevaar van forse extra kosten voor universiteiten, het belang van juiste afspraken met uitgevers en het uitgangspunt van een internationaal gelijk speelveld.
Universiteiten zijn groot voorstander van open access en behoorden tien jaar geleden tot de allereersten die deze beweging omarmd en op alle denkbare manieren gesteund hebben. Het inrichten van repositories, het voeren van gericht beleid om onderzoekers te stimuleren hun publicaties daarin te deponeren en het vrijmaken van middelen om het publiceren in open access te bevorderen zijn daar voorbeelden van. Ook in internationaal verband hebben de instellingen het nodige gedaan met als gevolg dat open access in Horizon2020 de standaard wordt.
Uit een recent rapport van de Europese Commissie blijkt dat maar liefst 58 procent van de Nederlandse wetenschappelijke productie vrij toegankelijk is. De VSNU is blij dat die inspanningen vanaf nu ook de steun krijgen van de staatssecretaris; in het bijzonder dat hij daarover de discussie internationaal met gelijkgestemde landen wil aangaan. Want daar ligt uiteindelijk de sleutel tot een echte omslag naar open access.
Kortweg zijn er twee routes van open access: een gouden en een groene route. De groene route is gebaseerd op ‘zelfarchivering’. Na publicatie plaatst een onderzoeker een artikel in een ‘repository’ (meestal van de universiteit) waarmee de publicatie vrij toegankelijk wordt voor de rest van de wereld. Daarbij bedingen uitgeverijen soms wel een embargoperiode, waarbinnen het artikel alleen in het tijdschrift te lezen is. Bij de gouden route wordt de publicatie direct vrij beschikbaar gesteld via de website van de uitgever. De onderzoeker of werkgever van die onderzoeker betaalt daarvoor bij acceptatie van het artikel een bepaald bedrag aan de uitgever.
In de brief van de staatsecretaris aan de Tweede Kamer maakt Dekker een duidelijke keuze voor de gouden route en verwijst hij daarbij naar het in Engeland verschenen rapport van Dame Finch. Universiteiten wijzen erop dat die route uiteindelijk de voorkeur heeft maar niet zonder problemen is en zeker tot forse extra kosten zal leiden. Kosten die vooral door universiteiten zullen moeten worden gedragen. In de transitiefase zullen universiteiten behalve voor de artikelen van de eigen wetenschappelijke staf ook voor de wetenschappelijke productie van andere landen moeten betalen via abonnementen en licenties.
Deze problematiek van `double dipping´ wordt groter naarmate het tempo waarmee landen op open access overgaan groter is. Dit onderstreept het cruciale belang van de internationale samenwerking bij de overgang naar open access. Universiteiten vinden het daarom belangrijk dat er gedurende de transitiefase ook naar de mogelijkheid van de groene route wordt gekeken.
De rol van de uitgevers verdient ook aandacht. Terecht verwacht de staatssecretaris van universiteiten extra inspanningen om de overgang naar open access te realiseren, maar ook van uitgevers mag dan verwacht worden dat zij een serieuze inzet plegen om tot goede afspraken te komen over een juiste verrekening van licentiekosten.
Bijlage: brief van de VSNU aan staatssecretaris Dekker
© Nationale Onderwijsgids