De kwaliteit van de Nederlandse wetenschap is nog altijd goed en het aantal wetenschappers aan instellingen voor hoger onderwijs en onderzoek nam de afgelopen jaren fors toe. Maar veranderingen die moeten helpen om de wetenschap aantrekkelijk te houden en de talenten van medewerkers breder te ontwikkelen, komen slechts langzaam van de grond. Dat blijkt uit de Balans van de wetenschap die het Rathenau Instituut vandaag publiceert.
In de Balans van de wetenschap kijkt het Rathenau Instituut hoe de Nederlandse wetenschap ervoor staat ten opzichte van de doelstellingen die de overheid heeft gesteld. Daarbij gaat het om: een gezond en sterk fundament, een grotere maatschappelijke impact van hoger onderwijs en onderzoek, en ruimte voor divers talent. Aan de hand van de beschikbare cijfers laat de balans zien hoe Nederland zich heeft ontwikkeld sinds de vorige balans uit 2020 en hoe het presteert ten opzichte van andere landen.
Kwaliteit is hoog
Dat de kwaliteit van de Nederlandse wetenschap hoog is, blijkt onder meer uit de positieve oordelen van internationale commissies. Ook weet Nederland veel internationale onderzoekbeurzen binnen te halen. Daarnaast worden wetenschappers uit Nederland gemiddeld vaker dan die uit andere landen geciteerd door collega-onderzoekers (alleen Singapore, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland scoren beter). De hoge kwaliteit van de Nederlandse wetenschap geldt voor de hele breedte: van de technische tot de sociale wetenschappen.
Stijging van aantal wetenschappelijke medewerkers
Doordat de overheid de afgelopen jaren meer ging uitgeven aan onderzoek en ontwikkeling, steeg het aantal wetenschappelijk medewerkers aan universiteiten met 22 procent naar bijna 32.000. Mede door deze groei steeg het deel van de gehele beroepsbevolking dat werkzaam is binnen R&D van 1,7 procent naar bijna 2 procent. Daarmee zit Nederland ruim boven het EU-gemiddelde van 1,5 procent.
Tijdelijke contracten onderzoekers
Als het gaat om de wetenschap als werkplek zijn er kleine verbeteringen ten opzichte van de vorige balans. Het aandeel tijdelijke contracten van onderzoekers aan universiteiten daalde van 27 procent naar 24 procent, maar blijft boven het gemiddelde van de hele beroepsbevolking (23 procent). Daarbij zijn de promovendi, die doorgaans een contract krijgen voor de duur van hun promotietraject, niet meegenomen. Het aandeel vrouwelijke wetenschappers steeg van 27 procent naar 30 procent, maar blijft onder het EU-gemiddelde (34 procent). Met name in het bedrijfsleven zijn vrouwelijke wetenschappers in Nederland duidelijk ondervertegenwoordigd (24 procent).
Weinig erkenning en waardering voor het geven van onderwijs
Het programma Erkennen en waarderen, dat kennisinstellingen en wetenschapsfinanciers vijf jaar geleden begonnen om ervoor te zorgen dat onderzoekers zich meer kunnen ontwikkelen op terreinen naast het onderzoek, heeft nog niet overal voet aan de grond gekregen. De groep onderzoekers die het programma niet kent, nam ten opzichte van de vorige balans af (van twee derde naar een derde), maar de meesten zeggen nog altijd vooral beoordeeld te worden op traditionele criteria zoals excellent onderzoek. Ook zeggen ze weinig erkenning en waardering te krijgen voor andere kerntaken zoals onderwijs geven. Het percentage docenten aan universiteiten dat over een onderwijsbevoegdheid beschikt, blijft al een paar jaar steken op 60 procent. Ter vergelijking: in 2019 was dit 64 procent.
"Daarmee zie je dat vernieuwingen waarvan instellingen zelf zeggen dat ze hard nodig zijn maar heel voorzichtig op gang komen", zegt onderzoekcoördinator Alexandra Vennekens van het Rathenau Instituut. "Nu de personeelsinstroom de afgelopen jaren is toegenomen, wordt het des te belangrijker om de talenten ook vast te houden door ze mogelijkheden te bieden om zich verder en breder te ontwikkelen als het gaat om teamprestaties, leiderschap en management. De wetenschap blijft nog te veel hangen in oude gewoonten waarbij het vooral draait om peer-reviewed onderzoek."
Dit is de vierde Balans van de wetenschap die het Rathenau Instituut publiceert. De eerste verscheen in 2016 en was een gezamenlijk initiatief van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie en het Rathenau Instituut.
Door: Nationale Onderwijsgids