Het kunstvakonderwijs in Nederland staat er goed voor. Dat is de voornaamste conclusie van een analyse door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) van 52 opleidingen in de disciplines Autonome Beeldende Kunst, Vormgeving, Dans, Theater en Muziek. De kunstvakopleidingen onderscheiden zich door een beroepsgerichte aanpak, het stimuleren van de individuele artistieke ontplooiing en de vaktechnische bekwaamheid.
NVAO-voorzitter Karl Dittrich: "Er zijn natuurlijk ook verbeterpunten aan het licht gekomen. De voorbereiding op het ondernemerschap en de formele betrokkenheid van de alumni en het beroepenveld kunnen beter. Ook kunnen de opleidingen het theorieonderwijs en de onderzoekscomponent versterken."
Sectorplan
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft de NVAO vorig jaar gevraagd om aan de hand van bestaande visitatierapporten een analyse te maken van het kunstvakonderwijs in Nederland en inzicht te verstrekken in de trends en ontwikkelingen op dit terrein. Het rapport fungeert tevens als referentiekader voor de commissie Dijkgraaf die een adviserende rol vervult in het formuleren van een sectorplan door de HBO-raad en de beoordeling daarvan door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Het rapport wordt op 16 september 2010 toegelicht op een NVAO-seminar voor het kunstvakonderwijs over onderzoek en ondernemerschap. Gastsprekers zijn onder meer Koen Brams, Henk Slager en Alexander Beets.
Conclusies
Uit de thematische conclusies blijkt dat de voorbereiding op de beroeps-praktijk en profilering overwegend positief scoren. Diversiteit en een eigen identiteit staan voorop in de opleidingen. De opleidingen zijn competentie-gericht en brengen de studenten in aanraking met de realiteit van de gemengde beroepspraktijk, bijvoorbeeld via praktijkopdrachten en stages. Daarnaast wordt de inbreng van de lectoraten steeds groter.
Aandachtspunt is een efficiënte scholing in het ondernemerschap. Bovendien kan de verbinding tussen theorie en praktijk soms beter. Verder vereisen de actualiteit en de verdieping van het theorieonderwijs continu aandacht.
Bron: NVAO