Robbert Dijkgraaf: "Het kunstonderwijs leidt getalenteerde jonge mensen op voor beroepen die wereldwijd in omwenteling zijn: een wervelwind van technologie, demografie en nieuwe productiestructuren en nieuwe wezensvragen van mensen. Het kunstonderwijs moet daarom voorop lopen in het kiezen van duidelijke profielen, verbinding met de beroepspraktijk en praktijkgericht onderzoek. Zo kan het zijn studenten, docenten en de sector in zijn geheel blijvend innoveren".
De HBO-raad is door de minister van OCW gevraagd om een sectorplan op te stellen voor de toekomst van het kunstonderwijs. Als basis voor zo'n plan heeft de HBO-raad de commissie-Dijkgraaf gevraagd een advies op te stellen. De commissie signaleert in haar advies grote dynamiek in kunst, cultuur en de creatieve industrie. Die dynamiek leidt tot een steeds hechtere vervlechting met economie en samenleving in geheel nieuwe vormen van beroepspraktijk. Dit vraagt om nieuwe creatieve vaardigheden, expertise en ondernemerschap.
Deze ontwikkeling maakt grotere variëteit in de opleidingen noodzakelijk, in ‘coproducerschap' met de beroepspraktijk: van ambachtelijke tot brede opleidingen, gericht op creatieve antwoorden op multidisciplinaire vragen. Niet elke opleiding kan voor dat alles opleiden, zo constateert de commissie. "Als iedereen alles pretendeert te kunnen doen, zal niemand iets werkelijk realiseren. Middelmatigheid zou dan de toon zetten, terwijl excellent, onderscheidend aanbod de norm is."
De commissie adviseert daarom aan de HBO-raad en de minister van OCW om met het sectorplan kunstonderwijs de eerste stap - als springplank - te zetten naar de concrete uitvoering van een meer gedifferentieerd hoger onderwijsstelsel, zoals bepleit door de commissie ‘Toekomstbestendig hoger onderwijs' (commissie-Veerman). Juist de kunsten verdienen zo'n voortrekkersrol.
Bron: HBO-raad