Jongeren met een genetische verandering in het dopaminegen DRD4 blijken extra gevoelig voor het meedrinken met anderen. Dat blijkt uit onderzoek onder leiding van prof. Rutger Engels van de Radboud Universiteit Nijmegen. De resultaten worden vandaag gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift Psychological Science.
Iedereen heeft het DRD4-gen, maar bij zo'n dertig procent van de bevolking komt een genetische verandering in dat gen voor. Mensen met zo'n verandering zijn erg beïnvloedbaar voor het drankgedrag van anderen. Jongeren drinken twee keer zo veel in gezelschap van zware drinkers dan leeftijdgenoten die de genetische verandering niet hebben.
Bekend is dat mensen hun drinkgedrag aanpassen aan dat van anderen. Maar jongeren met de genoemde verandering hebben een groter risico voor stevig alcoholgebruik in gezelschap van drinkende vrienden. Gedragswetenschapper Helle Larsen is de eerste die dit met gedragsobservatieonderzoek heeft vastgesteld in het barlab van de Radboud Universiteit Nijmegen.
Zo'n 113 jongeren tussen de 18 en 26 jaar, mannen en vrouwen, kwamen naar het barlab van de Radboud Universiteit, zogenaamd om een alcoholpreventiecampagne te beoordelen. In het barlab troffen ze een acteur die bij de opzet van het onderzoek was betrokken.
Tijdens de pauze werden ze uitgenodigd iets te drinken aan de bar. De acteurs dronken ofwel vier biertjes (mannen), ofwel drie biertjes of glazen wijn (vrouwen), ofwel één alcoholisch drankje en een frisdrank, ofwel twee glazen frisdrank. Vervolgens keken ze samen naar de alcoholpreventiecampagne, maar dat had verder niets met het onderzoek te maken.
In de ‘zware drinkconditie', waarbij jongeren drie of vier glazen alcohol in korte tijd dronken, was er een verschil in de hoeveelheid gedronken alcohol tussen de jongeren met en zonder de genetische verandering.
Proefpersonen met de genetische verandering dronken meer dan twee keer zo veel alcoholische consumpties dan leeftijdgenoten die die verandering niet hadden.Dronk de acteur drie of vier glazen alcohol, dan dronken de jongeren met de genetische verandering twee keer zoveel dan de jongeren die die verandering niet hadden.
Er was geen verschil tussen jongens en meisjes in het overnemen van drinkgedrag.