Zeer zwakke scholen hebben vanaf het schooljaar 2015-2016 nog maar één jaar de tijd zich te verbeteren naar ten minste ‘zwak’. Deze strengere aanpak moet ervoor zorgen dat de onderwijskwaliteit sneller op orde is en leerlingen weer onderwijs van voldoende niveau krijgen. Dat meldt de Onderwijsinspectie.
Scholen die door de Inspectie van het Onderwijs na 1 augustus worden bezocht, krijgen na één jaar een volledig onderzoek naar de kwaliteitsverbetering. Voorheen vond dit pas na twee jaar plaats, naast een tussentijds kwaliteitsonderzoek na een jaar. Het tussentijdse onderzoek is in de aangepaste wetgeving vervallen. Nu al verbetert een groot deel van de zeer zwak verklaarde scholen zich na een jaar naar zwak. Het nieuwe beleid moet scholen die achterblijven in de verbetering van hun onderwijskwaliteit, stimuleren dit beter op te pakken.
Als een school zich na een jaar niet verbeterd heeft, meldt de inspectie dit aan de minister en adviseert over vervolgmaatregelen. Deze kunnen uiteenlopen van het verlengen van de verbetertermijn tot het stoppen van de bekostiging. In het uiterste geval kan de minister de zeer zwakke school dus sluiten.
Ouders krijgen een grotere rol. Zij moeten eerst de gelegenheid hebben gehad te reageren op verbeterplannen van de school vóórdat de school ze vaststelt. De aangepaste verbetertermijn is een uitwerking van de wetswijziging die op 1 augustus 2015 in werking treedt. Het voorstel om zeer zwakke scholen strenger aan te pakken, dateert uit 2008 (motie Pechtold) en is vastgelegd in het Regeerakkoord 2010.
© Nationale Onderwijsgids