Jongeren die regelmatig voldoende bewegen, kunnen zich beter concentreren op school en presteren beter op taken die aandacht en concentratie vereisen. Dat blijkt uit het promotieonderzoek van Martin van Dijk. Hij pleit ervoor dat jongeren worden gestimuleerd om te (blijven) bewegen. Scholen zouden bijvoorbeeld meer gymlessen kunnen inroosteren, beweging kunnen stimuleren tijdens de pauzes of tussenuren, en actief forenzen naar school kunnen stimuleren. Dat meldt de Open Universiteit.
Van Dijk heeft het onderzoek niet met een vragenlijst gedaan, hij heeft het beweeggedrag van de scholieren objectief gemeten: 440 leerlingen van het eerste en derde jaar voortgezet onderwijs hebben een week lang, 24 uur per dag, een bewegingsmeter gedragen. Die bewegingsmeter registreerde hun bewegingen, zoals lopen of fietsen. Een jaar later werd dit herhaald.
Daarnaast heeft Van Dijk de leerlingen ook een aantal cognitieve taken laten uitvoeren. Vervolgens heeft hij gekeken naar het verband tussen de hoeveelheid beweging en de score op de cognitieve taken en de schoolcijfers. Hieruit blijkt dat fysiek actieve adolescenten beter presteren op taken die concentratie en aandacht vragen. Toch vertaalt zich dat niet in hogere schoolcijfers. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat jongeren die veel tijd besteden aan beweging, minder tijd investeren in hun huiswerk.
Uit het promotieonderzoek blijkt ook dat jongeren beduidend minder (20 procent) gaan bewegen ná het eerste jaar van het voortgezet onderwijs en over het algemeen bewegen ze in het weekend veel minder dan doordeweeks. Een belangrijke bewegingsactiviteit is het fietsen of lopen naar school. Deze activiteit is een zeer belangrijk deel (28 procent) van de wekelijkse beweging van jongeren. Daarnaast toont Van Dijk aan dat meisjes die lopend of fietsend naar school gaan, beter presteren op complexe cognitieve taken dan meisjes die met de auto naar school gaan of worden gebracht. Bij jongens was er geen verschil meetbaar.
© Nationale Onderwijsgids