De bekostiging van het voortgezet onderwijs gaat vereenvoudigd worden. Om het verschil van de oude naar de nieuwe regeling te overbruggen wordt een overgangsregeling ingesteld. In de overgangsperiode van drie jaar wordt in stappen van telkens 25 procent toegewerkt naar het nieuwe financieringssysteem. Dit schrijft staatssecretaris Dekker van Onderwijs in een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer, zo meldt de VO Raad.
Het nieuwe bekostigingsmodel is gebaseerd op drie onderdelen: een bedrag voor leerlingen van het algemeen vormend onderwijs, een hoger bedrag voor leerlingen uit het praktijkonderwijs en leerlingen in de bovenbouw en een vast bedrag (vaste voet) per schoollocatie.
De VO Raad is tevreden over de overgangsregeling die Dekker heeft voorgesteld. Volgens berekeningen van het ministerie van Onderwijs pakt de herverdeling van het geld voor ruim 90 procent van de schoolbesturen positief uit. Uit de berekeningen blijkt ook er geen verband bestaat tussen negatieve effecten van de herverdeling voor een school en het feit of een school het aantal leerlingen ziet dalen of met de verevening van middelen door de invoering van het passend onderwijs. Op dit niveau zou er voor scholen dus geen sprake kunnen zijn van stapeling van effecten. Wanneer scholen tot onevenredig zwaar getroffen worden dan wordt er maatwerk toegepast, zegt Dekker.
Dekker benadrukt dat de bestedingsvrijheid van schoolbesturen binnen de lumpsumfinanciering staat of valt met een goede verantwoording. De staatssecretaris wil daarom de positie van de medezeggenschapsraad in het voortgezet onderwijs versterken door de raden instemmingsrecht te geven op de hoofdlijnen van het meerjarig financieel beleid. De komende tijd wil Dekker hierover met de VO Raad in gesprek.
© Nationale Onderwijsgids