Het aantal scholen dat onderling (intensief) samenwerkt neemt snel toe. Een op de drie schoolbesturen in zowel het primair als voortgezet onderwijs zegt met een andere school samen te werken. Nog eens 16 (vo) tot 20 (po) procent overweegt een samenwerking. Dat blijkt uit metingen door onderzoeksbureau Oberon in opdracht van het ministerie van Onderwijs. De metingen zijn gedaan om te bepalen of een regio zich bewust is van de leerlingendaling die in die regio speelt en hoe de regio omgaat met het dalende aantal leerlingen. Dit meldt VOS/ABB.
Voor de zogenoemde Quickscan leerlingendaling PO en VO heeft Oberon cijfers van scholen, gemeenten en provincies vergeleken met vorig jaar. In alle gevallen blijkt de bevolkingskrimp de achterliggende oorzaak te zijn die scholen noodzaakt maatregelen te nemen.
De vorm en mate waarin scholen samenwerken verschilt. Zo zetten basisscholen vaak een gezamenlijke vervangingspool voor het onderwijsteam, of zij nemen deel aan een regionaal transfercentrum. Middelbare scholen werken vaker samen door diensten en medewerkers uit te wisselen.
In het basisonderwijs is de aandacht voor het krimpprobleem gelijk aan vorig jaar. Middelbare scholen houden zich hier sinds 2015 wel meer mee bezig. 44 procent van de scholen zegt hier meer aandacht aan te besteden. Bij 54 procent is de inzet gelijk gebleven (59 procent in po). Bij een zeer klein aantal scholen bleek de leerlingendaling minder sterk dan verwacht waardoor minder inzet nodig was. Dit geldt voor 8 procent van de basisscholen en 1 procent van de scholen in het voortgezet onderwijs.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids