De leraar moet weer tijd krijgen om les te geven

Vorige maand verscheen de uitkomst van het PISA-onderzoek. Daarin werd alarm geslagen over de leerprestaties van Nederlandse leerlingen. Opnieuw lezen ze slechter. Vanuit de politiek werd er alleen gezegd dat het ‘zorgelijk’ was, maar verder zei niemand iets. Zij kunnen zich dan weer concentreren op het geven van kwalitatief goed onderwijs. Voor veel leraren is dat namelijk de grootste motivatie om te werken in het onderwijs. Aldus Erik Kuit, docent Duits in het voortgezet onderwijs. Dat meldt het NRC. 

Om de leescrisis te stoppen moet er een nationale aanpak komen, maar tegelijkertijd zitten er ook heel veel schoolklassen zonder leraar. Middelbare scholen hebben nog 3.800 vacatures die nog niet zijn ingevuld. En in het basisonderwijs werden er op 1 oktober nog naar 9.800 voltijdleraren gezocht. Stagiairs worden nu veelvuldig ingezet om de tekorten tegen te gaan, aldus Kuit.

Lumpsumfinanciering 

Met de invoering van de lumpsumfinanciering in 1995 begonnen de problemen. Scholen krijg per leerling een vast bedrag overgemaakt, waarvan zij de kosten voor personeel, materiaal en het gebouw moeten betalen. Met de lumpsumfinanciering werd er afscheid genomen van de school met de korte communicatielijnen. De leraar stond als uitvoerder onderaan de hiërarchie.

Onderwijsvernieuwingen 

Daardoor zijn grote onderwijsvernieuwingen zoals de ‘basisvorming’ en de ‘tweede fase’ doorgevoerd, maar er was onvoldoende draagvlak bij leraren. In het Parlementair onderzoek van 2008 werd al door de commissie-Dijsselbloem vastgesteld dat de onderwijsvernieuwingen bijna geen onderbouwing hadden.

Lerarentekort is geen verrassing 

De meeste leraren zijn dan ook niet verrast dat er momenteel zo'n groot lerarentekort is. De afgelopen twee decennia is er nauwelijks gebruikgemaakt van de zeggenschap van de docent bij het proces van de radicale hervormingen. En de kloof tussen werkgever en leraar is alsmaar groter geworden, vindt Kuit. 

Zelf keuzes maken

Scholen hebben sinds de lumpsumfinanciering extra keuzevrijheid. Dat klinkt positief, maar er is ook een keerzijde: de marktwerking tussen scholen. Scholen moeten nu met elkaar concurreren om leerlingen binnen te halen. Alleen op die manier kunnen ze overleven. De extra investeringen in het onderwijs komen veelal niet eens in de klas terecht. Dat blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. 

Ondanks verschillende protestacties is het werkdrukprobleem nog steeds niet afgenomen. De onderwijsbestuurders moeten nog steeds iets met dit probleem doen. Zo’n 27,4 procent van de leraren had volgens het TNO ‘burn-out-klachten in 2019’. Jonge leraren verlaten het onderwijs vaak al binnen vijf jaar. Juist vanwege die werkdruk. In het onderwijs zijn fulltime-docenten al helemaal niet meer te vinden. 

Betere begeleiding voor aankomende docenten

Aankomende docenten moeten beter begeleid worden en het moet weer aantrekkelijk worden om voor de klas te staan. Studenten die stage lopen binnen het onderwijs moeten een stagevergoeding krijgen en verklein de kloof tussen de werkvloer en de managers, bepleit Kuit.

Leraren zouden hun autonomie terug moeten krijgen voor het bereiken van hun doelen. Het accent zou volgens Kuit moeten liggen op de professionaliteit van de docent. 

Arbeidsvoorwaarden

Afgelopen jaren is er flink bezuinigd op de arbeidsvoorwaarden van leraren. Door meer vergadermomenten in te plannen en alles notuleren wordt het lesgeven minder belangrijk en dat zorgt ervoor dat leraren hun werk minder aantrekkelijk vinden. Volgens Kuit moet het onderwijs weer aantrekkelijk zijn voor leraren. Dan kunnen zij zich weer concentreren op het geven van kwalitatief goed onderwijs. Dat is voor veel leraren namelijk de grootste motivatie om te werken in het onderwijs. 

Door: Nationale Onderwijsgids / Femke van Arendonk