Één vraag houdt Lia van Meegen, directeur Primair Onderwijs bij KPC Groep, nadrukkelijk bezig: wat hebben kinderen van nu nodig om goed te kunnen functioneren in de maatschappij van de 21e eeuw? Het onderwijs heeft de eervolle maar zware taak de burgers van de toekomst op te leiden. Welke kennis en vaardigheden hebben zij nodig om deel te kunnen nemen aan de samenleving van morgen? Dat is lastig te bepalen. Aan de Nationale Onderwijsgids vertelt Van Meegen wat zij denkt dat nodig is in het onderwijs voor de toekomst.
“De ontwikkelingen gaan heel snel maar we zien wel een aantal vaardigheden die in deze tijd heel belangrijk zijn en waarschijnlijk alleen maar belangrijker worden,” zegt Van Meegen. “We leven in een complexe samenleving. Of je nu elektricien, maatschappelijk werker of wetenschapper bent, de samenleving vraagt dat je in staat bent keuzes te maken en de consequenties daarvan te overzien. De elektricien krijgt bijna niet meer te maken met standaardsituaties maar met problemen die vragen om een eigen oplossing. Hetzelfde geldt voor de maatschappelijk werker. We proberen wel allemaal procedures en protocollen te maken alsof het werk gestandaardiseerd is, maar dat is het juist niet! Iedere keer blijkt dat het protocol net niet dekkend is voor de situatie die zich voordoet. Dan moet je het vermogen hebben om zelf afwegingen te maken en ook de verantwoordelijkheid durven nemen om voor die keuzes te staan.”
“Dat vermogen vraagt zelfkennis, goede communicatieve vaardigheden en leren samenwerken,” gaat Van Meegen verder. “Overzicht hebben van waar het om gaat, dit kan ik zelf doen en dat gaat over de grens van mijn eigen verantwoordelijkheid, dat is een vaardigheid die voor de toekomst heel belangrijk is. We moeten zorgen dat kinderen nu al leren grip te krijgen op deze complexe wereld. Bijvoorbeeld op het internet; een kind moet leren waar informatie vandaan komt en welke informatie betrouwbaar is. Klakkeloos aannemen kan niet meer. Dat vind ik een opgave voor het onderwijs om kinderen hierin te begeleiden.”
Onderwijs in spagaat
Dat vraagt meer van het onderwijs dan leren schrijven en rekenen. “Natuurlijk blijven deze basisvaardigheden essentieel maar dat andere moet ook en dat kan bovendien heel goed samen. Nu zit het onderwijs nog in een spagaat. Ik hoor vaak van leerkrachten dat ze zien dat kinderen keuzestress hebben of vastlopen in de complexiteit van hun omgeving. Ze willen daar graag aan tegemoet komen maar voelen zich meer dan eens beperkt door de nadruk op taal en rekenen. Het is de kunst, en ik voel daarin een verantwoordelijkheid vanuit mijn functie bij een landelijke onderwijsadviesorganisatie, om aan politici, beleidsmakers en overheden duidelijk te maken dat het én én is. Veel scholen zijn op eigen initiatief al met die andere kant van onderwijs bezig. Bijvoorbeeld scholen die kiezen voor een andere manier van organiseren van het onderwijs met meer aandacht voor talenten van kinderen. Deze scholen willen maatwerk bieden en aansluiten bij wat kinderen echt nodig hebben. Het is nu zaak dat scholen en leerkrachten ook de ruimte en het vertrouwen krijgen om dat op een goede manier te doen. Het geeft veel energie om met scholen en besturen te werken aan goed onderwijs en de ontwikkeling van scholen tot echte leergemeenschappen.”
Van verantwoording naar vertrouwen
Een cultuur van ruimte en vertrouwen is iets waar Van Meegen sterk op hamert. Ze zou willen dat niet alleen op het niveau van overheid en inspectie de focus op cijfers en verantwoording wordt doorbroken. Ook scholen en hun bestuurders zelf zouden zich krachtig genoeg moeten voelen om een stevig weerwoord te geven tegen de administratieve verwachtingen die op hen drukken. “Ik sprak eens met een directeur van een basisschool die van de Onderwijsinspectie het verzoek kreeg de veiligheidsregistratie van incidenten op school over te leggen.” De directeur had geen veiligheidsrapport omdat er zich geen incidenten hadden voorgedaan op de school. Nadat hij dat had uitgelegd, kreeg de directeur te horen van de inspectie dat een incidentenrapportage toch verplicht is. “Dát denken, dat is toch waanzin!”, roept Van Meegen gefrustreerd uit.
Praten over pesten
Bovendien wekken protocollen de illusie van een maakbare samenleving, zegt van Meegen. “We moeten af van de ad hoc-reacties. Bijvoorbeeld als er op een school iets vreselijks gebeurt rond pesten, gaan we prompt verplichtingen stellen hoe scholen om moeten gaan met pestgedrag. Alsof het hebben van een pestprotocol ertoe leidt dat kinderen niet meer gepest worden. Dat is een illusie!” Van Meegen is veel meer voorstander van maatwerk en het gesprek aangaan. “Op de ene school zal pesten sterk aan de orde zijn en op de andere nauwelijks voorkomen. Een pestprotocol is niet per definitie verkeerd maar zou geen verplichting moeten zijn. Je moet praten op een school: wat gaat er goed en wat niet en wat gaan wij er aan doen.”
Ruimte gaat het verschil maken
Van Meegen ziet de sterke focus op cijfers en regels ook bij de invoering van het Passend Onderwijs. In wezen zal de nieuwe wet niet veel veranderen, denkt ze. Leerlingen extra begeleiding bieden binnen het reguliere onderwijs gebeurt al op heel veel scholen. Dat vraagt van leerkrachten wel gedrevenheid, kennis en vaardigheden. “Maar wat doen we, we zetten vooral in op de administratieve kant! Hoe gaan we dit bijhouden, verantwoorden, onderbouwen enzovoort. Een enorme administratieve last gaat bij de leerkrachten neerkomen. Dat ontneemt hen de tijd om met collega's te bespreken welke ondersteuning ze een kind kunnen bieden, hoe ze dat moeten aanpakken. Die ruimte moet er meer komen.”
Daarin zit wel een paradox, erkent Van Meegen. Ruimte vraagt loslaten en dat is een lastige omslag. “Vertrouwen moet je winnen maar ik vind het een heilloze weg om de kant op te gaan van protocollen, procedures en vastleggen.” Van Meegen erkent dat scholen een zekere verantwoording schuldig zijn en de eigen resultaten in de gaten moet houden maar scholen moet zelf kunnen bepalen hoe ze dat aanpakken. Schema's uitwerken die in het systeem gezet moeten worden, rapporten opstellen, formulieren invullen – Van Meegen vindt het grotendeels verloren tijd. “Ik ben ervan overtuigd dat als de regeldruk verdwijnt, leerkrachten niet langer verzuchten 'Daar kom ik niet aan toe, hoe moet ik dát ook nog doen!'.” Nederlandse docenten maken in vergelijking met andere landen heel veel uren voor de klas. Ze hebben daardoor weinig tijd voor lessenvoorbereiding en hun ontwikkeling als docent met bijvoorbeeld eigen onderzoek of bijscholing. Leerkrachten willen wel en kunnen ook, weet Van Meegen. “Geef ze dan ook de ruimte om net iets meer te doen dan nu kan. Dat gaat het verschil maken of het Passend Onderwijs een succes wordt of niet.”
Lia van Meegen, directeur van Primair Onderwijs bij KPC Groep, heeft ruim twintig jaar ervaring in het onderwijs. Alle mogelijke rollen en functies heeft zij daarbij vervuld, van leerkracht tot remedial teacher en van ict'er tot schooldirecteur. Langzamerhand schoof Van Meegen op naar bovenschoolse werkzaamheden en werkte als adviseur bij een onderwijsbegeleidingsdienst in de regio Rijnstreek. Zij werkte mee aan het project Team Onderwijs op Maat (TOM) dat in opdracht van het ministerie van Onderwijs werd uitgevoerd. In 2006 ging TOM over naar de landelijke adviesorganisatie KPC Groep en Lia van Meegen ging mee. Nu is zij daar directeur Primair Onderwijs en verricht advieswerkzaamheden voor met name schoolbesturen in het basisonderwijs en samenwerkingsverbanden.
© Nationale Onderwijsgids
Hoezo praten over pesten als een schietincident op ROC A12 in EDE onder de pet blijft. Mede leerlingen die nog wel wat in hun leven willen bereiken en willen studeren geconfronteerd worden met dit onderwijsbeleid. Ik heb mij ziek gemeld en daarna niets meer gehoord, WAO is de oplossing van deze regering. Mijn troost er zitten nog 30.000 docenten thuis met de leeftijd 50-65 jaar.
Lia, Leuk om je naam weer tegen te komen. Van harte gefeliciteerd met deze functie en veel succes! Wim de Roos