De Afdeling advisering van de Raad van State heeft advies uitgebracht over het initiatiefwetsvoorstel van het Tweede Kamerlid Raemakers tot wijziging van de Wet kinderopvang. Het doel van het wetsvoorstel is te regelen dat ouders kunnen kiezen tussen kinderopvangcentra die wel of niet kinderen toelaten die niet deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma. Het advies is op 27 maart 2019 openbaar gemaakt. Dit meldt de Raad van State.
NOG
RvS: Weigering niet-ingeënte kinderen heeft 'beperkte praktische nut'
-Het wetsvoorstel wil de zorgen van ouders wegnemen over mogelijke besmetting van hun kinderen op kinderopvangcentra, in het bijzonder met mazelen. Daarom maakt het wetsvoorstel mogelijk dat kinderopvangcentra kunnen bepalen dat zij uitsluitend of nagenoeg uitsluitend kinderen toelaten die aantoonbaar deelnemen aan het Rijksvaccinatieprogramma. Hetzelfde geldt voor het personeel van deze centra. Wanneer kinderopvangcentra besluiten om zo’n beleid te voeren, moeten zij hun beleid laten registreren in het landelijk register kinderopvang.
Het doel van het wetsvoorstel is op zichzelf begrijpelijk. Kinderopvangcentra die een weigeringsbeleid overwegen, moeten zelf een afweging maken tussen het wegnemen van zorgen van ouders aan de ene kant, en de lasten van de uitvoering van een dergelijk beleid aan de andere kant. Om uitvoering te geven aan een weigeringsbeleid, zullen kinderopvangcentra van elk kind moeten weten of, wanneer en welke vaccinaties het heeft ontvangen. Dit vereist niet alleen een consequente controle, maar ook een sluitende administratie die de kinderopvangcentra moeten bijhouden.
Daarnaast wijst de Afdeling advisering op het beperkte praktische nut van een weigeringsbeleid. Kinderen jonger dan 14 maanden worden immers nog niet gevaccineerd tegen bof, mazelen en rodehond. Deze kinderen blijven dus een zeker risico lopen op besmetting met infectieziekten binnen een kinderopvangcentrum, ook als dat een weigeringsbeleid voert. Ouders moeten er daarom op worden gewezen dat een weigeringsbeleid maar beperkt nut heeft als het gaat om de voorkoming van besmetting.
Het wetsvoorstel wil ook onzekerheid bij kinderopvangcentra wegnemen over de juridische toelaatbaarheid van een weigeringsbeleid. Een wetswijziging is voor dat doel niet noodzakelijk. Als private ondernemingen hebben deze centra al de ruimte om kinderen te weigeren. Het recht op gelijke behandeling en de bescherming van persoonsgegevens begrenzen de kinderopvangcentra daar echter in. Duidelijkheid over deze grenzen is weliswaar nodig, maar die zou ook op andere wijze geboden kunnen worden, bijvoorbeeld door middel van een handreiking. Nu de initiatiefnemers kiezen voor een wetswijziging, moeten zij in de toelichting nader ingaan op de rechtvaardiging voor het maken van indirect onderscheid op grond van godsdienst of levensovertuiging, en op de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om bescherming van persoonsgegevens van kinderen te verzekeren.
Door: Nationale Onderwijsgids