Nederlandse promoties zijn van hoog niveau, ook in internationaal opzicht. Toch zijn er nog een paar punten die het stelsel kunnen optimaliseren. Dat blijkt uit het onderzoek dat de Inspectie van het Onderwijs heeft verricht.
NOG
Nederlands stelsel van promoties kan verder verbeteren
-Het rapport 'Toezicht op het stelsel van promoties' kwam tot stand via deskresearch en gesprekken met stakeholders en deskundigen.
De inspectie concludeert dat:
- de wetenschappelijke integriteit in relatie tot promotietrajecten en promoties nog meer kan worden bevorderd. Om promovendi hiervan vroeg bewust te maken en beter te uit te rusten, is versterking van de promotieopleidingen met statistiek, methodologie en ethische vorming wenselijk;
- intrekking van de doctorstitel niet wenselijk is bij later wangedrag (na de promotie).
Over de kwaliteitsborging van promotietrajecten en promoties concludeert de inspectie dat:
- er toenemende verschillen zijn in de status van promovendi. De inspectie hecht daarbij aan de borging van een gelijkwaardig eindniveau voor de doctorsgraad;
- colleges van bestuur eventuele perverse prikkels die uitgaan van een ‘promotiepremie’, zo moeten dempen dat geld geen drijfveer vormt in de kwaliteitsbeoordeling;
- er opvallend grote verschillen zijn tussen disciplines in duur van promotietrajecten. Daarbij roepen vooral de relatief korte trajecten in de medische wetenschappen vragen op;
- het wenselijk is dat publieke rapporten van de onderzoeksvisitatiecommissies transparanter worden over de kwaliteitsbeoordeling van promotieopleidingen en begeleiding;universiteiten bij de vormgeving van de ‘joint doctorate’ meer obstakels tegenkomen dan was voorzien. Dit komt vooral door de onvergelijkbaarheid van wettelijke kaders en promotieprocedures bij Nederlandse en buitenlandse universiteiten.
De inspectie houdt op basis van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) toezicht op de promoties via:
- toezicht op de naleving van wet- en regelgeving;
- toezicht op het stelsel van hoger onderwijs;
- het incidentele toezicht (‘brandweerfunctie’).
De inspectie doet uitdrukkelijk geen uitspraken over de kwaliteit van de promoties of dissertaties als zodanig. Universiteiten verlenen de graad en zijn zelf verantwoordelijk voor de kwaliteitsborging via het college voor promoties, het promotiereglement, de promotor en de promotiecommissie. Het gaat de inspectie om de vraag of individuele universiteiten en het stelsel als geheel wat betreft de promoties ‘in control’ zijn.
De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) speelt geen rol ten aanzien van de promoties; wel accrediteert ze de (research)-masters.