Wanneer een jongere als vakkenvuller of kassière in een supermarkt aan de slag gaat, loopt de jongere het risico dat hij of zij binnen een paar jaar ook weer ontslagen wordt. Dat komt omdat de jeugdige werknemer al snel weer 'te oud' is en daardoor te duur. Jan Kabátek (Tilburg University/University of Melbourne), onderzocht wat de effecten van het minimumloonjeugdloon zijn voor de jeugdwerkgelegenheid. Zijn onderzoek toont aan dat het systeem leeftijdsdiscriminatie in de hand werkt, maar dat er per branche en per leeftijdsgroep wel grote verschillen zijn. Dat meldt Tilburg University.
Het Nederlandse systeem van minimumjeugdloon is zo ingericht, dat het loon ieder jaar stijgt, totdat de werknemer de leeftijd van 23 heeft bereikt. Dan komt hij in aanmerking voor het volwassen loon. De leeftijdsafhankelijkheid van het Nederlandse systeem is herhaaldelijk bekritiseerd door onder andere de vakbonden. Zij voeren steeds aan dat het systeem leeftijdsdiscriminatie in de hand werkt, doordat de ‘oudere’ jonge werknemer vervangen wordt door de jongere, en dus goedkopere werknemer. Tot nu toe ontbrak echter een systematische analyse die deze veronderstelling kan staven.
Recent onderzoek van Kabátek heeft deze leemte opgevuld. Hij analyseerde de administratieve gegevens van alle werkende jongeren in Nederland. Daaruit kwam naar voren dat vlak voor de verjaardag van een jongere de kans groter is dat een dienstverband beëindigd wordt dan erna. Elk jaar worden er rond de verjaardag van jonge werknemers 2273 dienstverbanden beëindigd.
Kabáteks analyse toonde tevens aan dat de kans op ontslag groter is bij werknemers die jong en onervaren zijn. Zij worden sneller vervangen dan werknemers die ouder zijn en meer werkervaring hebben. Het effect is het sterkst in de supermarktsector, en juist die sector is een van de belangrijkste werkgevers voor jongeren in Nederland: 14 procent van de jonge werknemers werkt in de supermarkbranche.
Over het minimumjeugdloon komen al langere tijd onderzoeken naar buiten. Zo waarschuwt het Centraal Planbureau (CPB) voor de negatieve gevolgen van de verhoging van het minimumjeugdloon, waar een meerderheid van de Tweede Kamer voor is. Volgens het CPB geeft een laag loon een prikkel aan jongeren om een studie af te ronden, juist omdat de werkloosheid onder laagopgeleide jongeren drie tot vier maal zo hoog ligt in vergelijking met hoger opgeleiden.
© Nationale Onderwijsgids