Uit een onderzoek van de Monitor Vrouwelijke Hoogleraren 2017 blijkt dat de doorstroom van vrouwen naar de top van het wetenschappelijke onderwijs achter blijft. Jaarlijks onderzoekt het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren hoe de verhouding mannen en vrouwen in de academische wereld eruit ziet. Dit meldt Opzij.
Eind 2016 was iets minder dan 20 procent van de fulltime functies in het hoger onderwijs gevuld door vrouwen, wat een toename van ruim 1 procent betekende ten opzichte van het jaar daarvoor. Dit was weliswaar een recordgroei, maar op dat tempo zal de bezetting pas in 2051 gelijk verdeeld zijn. Ook daalt het aantal vrouwelijke promovendi al vijf jaar op rij en is het aantal vrouwen in Raden van Bestuur en in het academisch management lichtelijk gedaald.
Er is geen gebrek aan vrouwelijke studenten, en deze studenten studeren over het algemeen ook sneller en met betere cijfers af dan hun mannelijke studiegenoten. Echter blijkt dat er te weinig van dit vrouwelijke talent doorgroeit naar de top van universiteiten en universitaire medische centra. Dit jaar is vooral onderzocht wat de grote uitstroom van vrouwen zoal kost. De uitstroom van vrouwelijk talent betekent immers ook een gebrek aan potentiële inkomsten. In het onderzoek werd een situatie geschept waarin het percentage vrouwen gelijk was aan het percentage geslaagde vrouwelijke studenten, namelijk ruim 53 procent. Volgens de doorberekening lopen wetenschappelijke instellingen door de grote uitstroom van vrouwelijke talenten op jaarbasis zo’n 200 miljoen euro aan productiviteit mis. Er is gelukkig ook goed nieuws te ontdekken, namelijk dat relatief kleine investeringen al voor meer evenwicht kunnen zorgen in de man/vrouw-verhouding. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het aantrekken van meer vrouwelijke promovendi.
Door: Redactie Nationale Onderwijsgids