Het kabinet maakt een einde aan de verplichting voor onderwijsinstellingen om btw af te dragen wanneer ze samen onderwijs verzorgen. Tot op heden was de btw-afdracht een grote drempel voor onderwijsinstellingen om te komen tot samenwerking. Dit terwijl samenwerking in het onderwijs, met het oog op de krimp en de wens om te komen tot meer doorlopende leerlijnen, juist grote meerwaarde heeft.
NOG
Geen btw-afdracht meer bij samenwerking scholen
-Tot op heden waren instellingen die samen onderwijs verzorgden verplicht om btw af te dragen over de inzet van personeel (wanneer dit geen leerkrachten betrof). De onderwijsvrijstelling voor btw, die is opgenomen in de Europese btw-richtlijnen, gold niet wanneer instellingen bijvoorbeeld samen een roostermaker, een klassen assistent of een schoonmaker aanstellen. Terwijl het geven van onderwijs alleen mogelijk is met de inzet van al deze mensen.
Eerder oordeelde de Hoge Raad dat het verzorgen van onderwijs een 'ondeelbare eenheid' is en er dus geen onderscheid tussen verschillende taken gemaakt mag worden. Alle werknemers die bijdragen aan het verzorgen van onderwijs vallen voortaan onder de onderwijsvrijstelling, zo stelt de Hoge Raad. Dankzij een akkoord tussen de ministeries OCW en Financiën en de belastingdienst wordt de bestaande Europese regelgeving nu herzien. De nieuwe lezing van de Europese richtlijnen voor btw-vrijstelling zal nader worden gecommuniceerd met het veld, zodat bijvoorbeeld ook lokale belastinginspecteurs hier naar kunnen handelen.
De onderwijsvrijstelling geldt niet alleen voor het mbo, maar voor het hele onderwijs. Dit betekent dat ook btw-vrijgestelde samenwerking tussen basisscholen en voortgezet onderwijs mogelijk wordt. Dus dat vmbo’s en mbo’s samen leerroutes aan kunnen bieden zonder dat daarbij btw hoeft te worden afgedragen op de genoemde aspecten. Maar ook dat roc’s samen met hbo’s voortaan zonder problemen een associate degree traject kunnen verzorgen. Voor het mbo specifiek is dit daarnaast een grote stap om in te spelen op toekomstige ontwikkelingen, zoals dalende leerlingenaantallen bij kostbare opleidingen.
Kortom in alle sectoren wordt samenwerken vergemakkelijkt en kunnen instellingen werk maken van goed en innovaties onderwijs, waar iedere leerling, scholier en student van profiteert.
Eerder oordeelde de Hoge Raad dat het verzorgen van onderwijs een 'ondeelbare eenheid' is en er dus geen onderscheid tussen verschillende taken gemaakt mag worden. Hoe verhoudt deze uitspraak tot de vpb-plicht van de onderwijsinstellingen die per 1-1-2016 is ingegaan?? Dus geen vpb-plicht!