Normal_artikelplaatje

Voor ongeveer 26.000 kinderen in Nederland vormt het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) een te grote uitdaging. Voor deze groep leerlingen bieden praktijkscholen een weg naar een plek op de arbeidsmarkt. De Maat in Ommen is één van de 174 scholen voor praktijkonderwijs (PrO) in Nederland. De Nationale Onderwijsgids bezocht het Arbeids Trainings Centrum (ATC) van De Maat en sprak er met Eddy van Lenthe en Hans Odink, twee bevlogen onderwijsmensen met een missie; hun leerlingen de best mogelijke begeleiding bieden naar zelfstandig werken, wonen en recreëren.

Het ATC van De Maat ligt aan de rand van de Overijsselse gemeente Ommen, op een bedrijventerrein dat nu nog grotendeels braak ligt en wacht op bouwplannen en ondernemers. Adjunct-directeur Van Lenthe verontschuldigt zich bijna voor de locatie, die volgens hem geen recht doet aan de schoonheid van Ommen. Het trainingscentrum zelf is slechts een paar jaar oud en ziet eruit als een doorsnee bedrijf op een doorsnee bedrijventerrein. En dat is precies de bedoeling.

Leerlingen van De Maat krijgen via school en het ATC een leer-werk-traject aangeboden, waarin een individuele benadering centraal staat. Er wordt gekeken naar de potentie van ieder kind en aan de hand van die bevindingen wordt een Individueel Ontwikkelingsplan (IOP) opgesteld.

“In het ATC ligt de nadruk op het ontwikkelen van kwaliteiten die nodig zijn om in een bedrijf te kunnen functioneren. Dat begint bijvoorbeeld bij zoiets simpels als op tijd komen of werkschoenen aantrekken op de werkvloer”, legt Van Lenthe uit. Vaak ontberen de leerlingen deze basale arbeidsvaardigheden. Het ATC biedt een bedrijfsomgeving met echt productiewerk, uitbesteed door andere bedrijven aan De Maat. De leerlingen kunnen daarnaast onder meer een trekkerrijbewijs of een heftruckcertificaat halen of een opleiding in het beheer van groenvoorzieningen volgen. Alle voorzieningen die daarvoor nodig zijn, heeft het ATC in huis.

En meer: het ATC biedt ook opleidingsmogelijkheden voor hout- en materiaalbewerking en heeft de ruimte en de flexibiliteit om in te spelen op wat er aan werk wordt aangeboden. Leerlingen bouwen vogelhuisjes, buigen metaal en leren magazijnwerk te verrichten. Zelfs een erkend lasdiploma behoort tot de opleidingsmogelijkheden van het ATC. Als een bedrijf een klus heeft liggen die de leerlingen aankunnen, dan hebben Van Lenthe en Odink er oren naar.

Van Lenthe legt uit dat er soortgelijke trainingscentra zijn die in financieel zwaar weer verkeren. Dit komt omdat er veel ATC’s zijn die een hoge huur moeten betalen. Die huur moet met de gemaakte produkten verdiend worden.  Het ATC van De Maat kan vooralsnog het hoofd goed boven water houden. De bouwkosten van een miljoen euro werd bij elkaar gebracht door ouderwets te sparen en de toekenning van Europese subsidies. Dit betekent dat de nadruk kan liggen op het aanleren van de arbeidsvaardigheden en niet op het geld verdienen Het wegvallen van een dergelijke faciliteit zou 'rampzalig' zijn voor leerlingen, aldus Odink, maar daar is vooralsnog in Ommen gelukkig geen sprake van.

“Alles waar de leerlingen binnen het bedrijfsleven op afgestraft zouden worden, mogen ze hier fout doen. Alleen hier mogen ze die fouten maken, om er vervolgens van te kunnen leren”, zegt Odink. Uiteindelijk gaan alle leerlingen bij bedrijven stage lopen.

“Het ATC is ook belangrijk voor leerlingen waar het even niet goed meer mee gaat in de klas, die om wat voor reden dan ook even niet lekker in hun vel zitten. Vroeger werden die, op school apart gezet, in een klaslokaal of een 'time-out hok', om ze weer tot rust te laten komen. Maar nu vangen we die leerlingen hier op” zegt Van Lenthe. Odink noemt een voorbeeld van een jongen die meer bij de kapstokken zat dan in de les. “Na drie maanden was hij zo'n beetje de conciërge hier”, zegt Odink. “Dat is supergaaf om te zien, dat we die jongeren bij de les kunnen krijgen. Dát is onze meerwaarde”.

 

Ook de leerlingen van Boslust, een school voor Speciaal Onderwijs (SO) en Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) aan zeer moeilijk lerenden (zmlk), gaan twee dagen per week naar het ATC om vaardigheden aan te leren voor de arbeidsmarkt. Beide scholen vallen onder hetzelfde bestuur. In eerste instantie wilden de docenten van Boslust de leerlingen van hun school en die van De Maat strikt gescheiden houden, vooral om te voorkomen dat hun leerlingen gepest zouden worden. Er werden zelfs andere pauzetijden gehanteerd.

“Maar nu lopen ze door elkaar heen en accepteren ze elkaar! De leerlingen van Boslust trekken zich op aan die van De Maat. Je ziet ze trekker rijden, heftruck rijden, ze doen zó leuk mee”, zegt Van Lenthe. Odink vult aan: “Dat moet voor Boslust echt een eye opener zijn geweest. Dat de twee groepen zo goed zouden mengen en hun leerlingen zo goed zouden meekomen, dat hadden ze vast niet verwacht”. Odink wijst goede leerlingen van De Maat soms aan om leiding te geven aan een groepje zmlk-leerlingen. “Dat is niet alleen goed voor die leerling, maar ook voor leerlingen van Boslust. Die zien dat ze mee mogen doen en dat geeft ze vertrouwen”.

Het succes van het ATC is mede te danken aan het grote regionale netwerk van bedrijven dat met De Maat wil samenwerken. “Ik schat dat we zo'n tweehonderd bedrijven hebben waar we regelmatig leerlingen kunnen plaatsen”, zegt Van Lenthe, “We hebben meer stageplekken dan leerlingen”. Er wordt binnen de Maat zwaar ingezet op stagebegeleiding, en dat werpt zijn vruchten af.

De geboden werkervaring wordt door de intensieve contacten met het regionale bedrijfsleven goed afgestemd op de regionale arbeidsvraag. “In Almere focust de praktijkschool zich bijvoorbeeld meer op logistiek, omdat daar veel centrale magazijnen gevestigd zijn. Hier is juist veel vraag naar werknemers voor het beheren van groenvoorzieningen. Onze focus ligt daarom meer op groen dan op logistiek, legt Van Lenthe uit. Er is ook sprake van een gunfactor; bedrijven weten welke behoefte het ATC heeft en steunen dat door klussen uit te besteden.

Veel leerlingen krijgen na afloop van hun stage een werkplek aangeboden bij hun stagebedrijf of  maken de overstap naar de Beroeps Begeleidende Leerweg (BBL) of  de Beroeps Opleidende Leerweg (BOL) aan een ROC. “Als er eenmaal een klik is met een baas, dan blijven oud-leerlingen ook lang bij een werkgever zitten, dan wordt er echt een duurzaam dienstverband gerealiseerd”, zegt Van Lenthe. Uitval kent het ATC eigenlijk niet. “Als een leerling 's ochtends niet komt opdagen, hangen wij meteen aan de telefoon”, legt Odink uit.

“Ook zijn er leerlingen die op maandagochtend moeite hebben met uit hun bed komen na een weekend waarin ze veel zijn wezen stappen. Ook dat hoort bij het leerproces; dat ze gaan inzien dat hun acties op vrijdag en zaterdag gevolgen hebben voor hun inzet op de maandag”, legt Van Lenthe uit.

"Sommige leerlingen komen uit sociaal zwakkere gezinnen, waar het meegeven van structuur niet altijd voldoende gebeurt. Simpele zaken als je eigen troep opruimen moeten wij de leerlingen vaak nog aanleren", vult Odink aan.

Alles wordt aangegrepen om de kinderen te leren om te gaan met de uitdagingen van alledag. De jaarlijkse kampeervakantie wordt zo niet alleen voor veel leerlingen de eerste kennismaking met het buitenland, – “Veel kinderen zijn nooit verder dan Dalfsen geweest”, lacht Odink, – maar ook een les in plannen en verantwoordelijkheid. Zo wordt alles binnen het ATC heel bewust opgepakt om de kinderen wat bij te brengen. De bestelling van een nieuw bedrijfskoffiezetapparaat werd geannuleerd, omdat de extra moeite die de kinderen met het normale apparaat moesten doen als waardevol werd beschouwd door Odink en Van Lenthe. Elke handeling in het ATC lijkt zodoende onderdeel van een zorgvuldig proces van vorming.

“Praktijkonderwijs heeft ook nog steeds een stigma”, legt de adjunct-directeur uit, “Sommige ouders hebben er moeite mee dat hun kinderen niet naar het vmbo kunnen. Maar als we ze onze faciliteiten en opleidingsmogelijkheden laten zien, dan verdwijnt het negatieve beeld dat ze hebben. Daarom zijn open dagen belangrijk en investeren we veel in het contact met de ouders”.

De leerlingen bouwen een bijzondere band op met het personeel van De Maat en het ATC. Veel oud-leerlingen komen regelmatig terug op school en de mentoren worden nog vaak om raad gevraagd, ondanks dat de leerlingen al jaren zelfstandig wonen en werken. “Als het mis gaat en een oud-leerling verliest zijn baan, dan kloppen ze vaak weer bij ons aan, voor een cursus bijvoorbeeld”, zegt Van Lenthe. Op de hoofdlocatie worden op maandagavond cursussen aangeboden, waardoor bijscholing toegankelijk wordt. Zo wordt er een band voor het leven gesmeed op De Maat.

© Nationale Onderwijsgids / Arend Jan Wonink