Het zijn mooie voorbeelden uit de sport. Tijdens de evaluatie van een finale, komt de winnaar meestal al snel met de mededeling dat het behalen van een plak veel belangrijker is dan de eindtijd. Deze uitspraak van mensen uit de sportwereld dient als bagatellisering van de behaalde cijfertjes op het scorebord. Er wordt slechts gekeken naar het resultaat achter de naam. Dat is wat telt. De cijfertjes die weergeven hoeveel seconden en minuten nodig waren om te komen tot dit resultaat, zijn bijzaak. Het resultaat wordt afgemeten aan het al dan niet behalen van een medaille of de winst. Wie heeft het immers ‘later’ nog over die tijd?
Het bovenstaande kunnen we zien als een metafoor voor de situatie in het onderwijs, waar de voortgang van elke leerling nog steeds wordt uitgedrukt in een cijfer. Toch komt het studeren voor een cijfer steeds meer onder druk te staan. Met de opkomst van het nieuwe leren en de vraag wat nu eigenlijk de meeste urgentie behoeft in de stroom aan onderwijsconcepten voor de nabije toekomst, wordt regelmatig een vraagteken geplaatst bij het blijven geven van cijfers. Bij veel mensen in het onderwijs en daarbuiten rijst tegenwoordig steeds meer de vraag of het geven van cijfers niet achterhaald is en wellicht zelfs demotiverend kan werken? Uit onderzoek van het ministerie van Onderwijs, blijkt dat leerlingen een school zonder cijfers geen school vinden. Ze hechten veel belang aan een beoordeling in de vorm van een cijfer. Het geeft immers aan hoe goed je de lesstof beheerst. Daarnaast is het een kwestie van gewenning: ze weten niet beter.
Maar moet deze vorm van ‘stofbeheersing’ en voortgang altijd verbonden zijn aan een cijfer?
Wanneer we kijken naar de toekomst van het onderwijs, is de tendens dat er steeds meer zal worden samengewerkt. Zowel met leerlingen onderling, als met de docenten als coach en het werkveld buiten de school, bijvoorbeeld in de vorm van maatschappelijke stages of als oriëntatie op mogelijke vervolgstudies. Hierbij zal niet meer het keiharde cijfer als eindstation worden gezien, maar als beginpunt voor een dialoog tussen de belanghebbenden over zaken die nog niet helemaal worden begrepen. De focus wordt dan gelegd op de groei van de leerling. Een waardeoordeel in de vorm van een cijfer kan hierbij worden vermeden. Een prettig bijkomstig gevolg zal waarschijnlijk ook zijn, dat het zelfvertrouwen van de leerling stijgt. Er wordt op deze manier immers geen voedingsbodem gelegd voor het vergelijken van cijfers, iets wat voor veel leerlingen een enorme druk met zich meebrengt. Tevens zal dit concept een persoonlijkere aanpak vereisen. Dit zal de betrokkenheid voor zowel de docent als de leerling ten goede komen.
Sceptici vinden een cijferloos schoolbestaan wellicht een utopisch plan, dat nog vele decennia tijd nodig zal hebben om verder te rijpen. Dit hoeft echter niet het geval te zijn. We moeten immers niet vergeten dat deze trend inmiddels al in volle gang is. Een voorbeeld is het afschaffen van de allesbeslissende Cito-eindscore, die lange tijd als enige en allesbepalende bewijs van niveaubepaling gold - al is de minister hier helaas inmiddels weer op terug aan het komen. En wat te denken van de vele sollicitatiegesprekken, waarbij een bedrijf niet meer de cijferlijst van de sollicitant als leidraad neemt, maar aan de hand van breed opgezette assessments een algeheel en vollediger beeld probeert te krijgen van de kandidaat? Cijfers overleggen? Dat is bijzaak of zelfs geheel niet aan de orde! Laten we de sport dan ook als voorbeeld nemen en ook in het onderwijs langzaamaan toegroeien naar het ‘bagatelliseren van de cijfertjes.’ Deze kunnen namelijk van ondergeschikt belang zijn voor een degelijke ontplooiing en potentieel succesvolle toekomst.